Sociale partners en pensioenfondsen staan voor de uitdaging de overgang naar het vernieuwde pensioenstel op evenwichtige wijze te realiseren.
Praktisch gezien gaan de pensioenfondsen de komende jaren uitrekenen wie welk deel van het opgebouwde pensioenvermogen in zijn of haar pot krijgt. Dat is een ingewikkelde rekensom, want daarbij gaat het ook om de vraag wie hoeveel compensatie krijgt. Oudere generaties willen graag wat extra's om te compenseren voor het koopkrachtverlies in de afgelopen karige jaren (inhaalindexatie). Maar omdat het nieuwe stelsel voor mid-careers (de veertigers) nadelig uitpakt, zullen ook zij daarvoor gecompenseerd willen worden met wat extra geld.
Heel belangrijk wordt hoe de pensioenfondsen er financieel voorstaan op het moment dat ze het vermogen verdelen. Dat bepaalt hoeveel geld er is om compensatie te geven aan de generaties die dat nodig hebben. Het kan maar één keer en de rente van dat moment bepaalt dus hoeveel geld er is. Dit kan per pensioenfonds flink verschillen: een fonds dat goed bij kas zit, kan benadeelden veel gemakkelijker compenseren dan een fonds dat maar net genoeg vermogen heeft. En bij elk fonds is de groep die compensatie nodig heeft, verschillend van grootte. Het scheelt nogal of een fonds veel jonge deelnemers heeft of juist veel ouderen. We streven naar een ‘evenwichtige transitie’.
Of er sprake is van een ‘evenwichtige transitie’ binnen het betreffende pensioenfonds, is primair ter beoordeling en de verantwoordelijkheid van de sociale partners (oa. CNV). Toezichthouder DNB zal toezien dat de verdeling op een eerlijke manier gebeurt. Zij beoordelen ieder pensioenfonds apart, want elke situatie is uniek.
Grofweg gezegd houden pensioenfondsen bij de overgang naar het nieuwe stelsel (bij het invaren/tijdens de transitie) een buffer aan. Die buffer kan bestaan uit opgebouwd vermogen, maar ook uit premieverhogingen. Vervolgens wordt die buffer gebruikt om negatieve effecten voor bepaalde leeftijdsgroepen te “dempen” of op te heffen. De verdeling van deze buffer dient “evenwichtig en adequaat” te zijn. Elk pensioenfonds maakt hiervoor haar eigen berekeningen.
Dit is de reden dat er onzekerheid is over de effecten van de wijzigingen voor iedere individuele pensioendeelnemer. Maar hopelijk biedt de garantie in de wet dat de oude en nieuwe pensioenen zo veel mogelijk bij elkaar blijven toch enig perspectief dat uw pensioen niet te veel wijzigt. Als CNV houden we hier in de verschillende pensioenfondsen actief toezicht op.