De afgelopen weken zijn de onderhandelingsdelegaties van vakbonden en werkgevers twee keer bij elkaar geweest om te spreken over een nieuwe cao. Ik zal maar meteen met de deur in huis vallen, de opgave om tot een nieuwe cao te komen is dit keer bijzonder lastig. Enerzijds vanwege de onzekere marktsituatie als gevolg van COVID-19 en anderzijds vanwege de pensioenproblematiek.
Er heerst een heel wisselend beeld over de economische situatie in de Kunststof-, Rubber- en Lijmindustrie. Er zijn een paar bedrijven die heel goed draaien, een middengroep die 'redelijk' draait en een groep bedrijven die het ronduit zwaar heeft. De prognoses voor de rest van dit jaar en volgend jaar zijn bovendien niet heel rooskleurig. En zeker nu we middenin een tweede corona golf zitten zullen de verwachtingen nog wat meer naar beneden moeten worden bijgesteld.Vakbonden en werkgevers hebben wijzigingsvoorstellen op tafel gelegd voor een nieuwe cao. Maar wat hier als een rode draad doorheen loopt en een grote impact dreigt te hebben op de uitkomst van onderhandelingen, is de situatie van het pensioenfonds. De premie moet omhoog en/of de opbouw omlaag om een dekkend fonds te krijgen. Als werkgevers en vakbonden niet zelf dit jaar nog tot een afspraak komen, dan zal het pensioenfonds zelf gaan ingrijpen en dat is mogelijk niet de beste optie. Vakbonden en werkgevers proberen hier dan ook samen een oplossing voor te bedenken, maar dat is niet gemakkelijk. Overigens speelt dit grote pensioen issue momenteel op heel veel cao-tafels.
Waar gaat de pensioendiscussie dan precies over? Het is een erg technisch verhaal, maar het komt op het volgende neer...
De premie is te laag voor een dekkend pensioenfonds. In het door vakbonden, werkgevers en kabinet afgesproken nieuwe pensioenstelsel zal de opbouw, zoals dit in het huidige pensioenfonds nog wel het geval is, niet meer leidend zijn, maar is de beschikbare premie bepalend. We moeten ons voorbereiden op deze transitie. Bovendien is de huidige premie nu ook al niet meer voldoende voor het afgesproken opbouwpercentage in het pensioenfonds voor de Kunststof-, Rubber- en Lijmindustrie. Werkgevers willen daarom nu al morrelen aan het huidige opbouwpercentage. Als deze namelijk gelijk blijft, moet de premie zeer fors omhoog om die ambitie overeind te kunnen houden. Maar een lagere opbouwpercentage betekend een lager pensioen.
Werkgevers willen tot aan de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel de opbouw al afhankelijk maken van de premie die opgehaald wordt en vakbonden willen nu nog niet zo maar het opbouwpercentage loslaten. Maar wat wel vast staat, dat sowieso de premie omhoog moet. De vraag is alleen, tot hoe hoog willen partijen die laten doorstijgen en in welke (geleidelijke) stapjes.
Met de noodzakelijke premieverhoging, en een afgesproken verdeelsleutel van 60% werkgevers en 40% werknemers, betekend dit direct een grote hap uit de ruimte die er is voor een loonsverhoging. Vakbonden en werkgevers onderhandelen over een deal waarin enerzijds een afspraak wordt gemaakt over het pensioen en anderzijds ook nog iets van een loonafspraak mogelijk is.
In de komende weken moet blijken of vakbonden en werkgevers tot een resultaat gaan komen. Ik hou jullie op de hoogte!
Martijn den Heijer
Bestuurder / Onderhandelaar
030 751 1950
m.denheijer@cnvvakmensen.nl
Twitter: @mdenheijer