Stap 1 Feedback geven: Gedrag
Beschrijf het gedrag dat je bij de ander ziet, maar geef er geen oordeel over. Dus bijvoorbeeld: “Ik merk dat jij de afgesproken deadlines regelmatig niet haalt.” Vermijd daarbij woorden als ‘altijd’, ‘steeds’ of ‘nooit’. Dus begin niet met: “Jij haalt nooit je deadlines.” Je collega voelt zich aangevallen, het is niet geloofwaardig (kun je immers bewijzen dat iemand nooit deadlines haalt) en is een slecht begin van het gesprek.
Stap 2 Feedback geven: Gevolg
Leg uit wat het gevolg van het gedrag is van de ander. Bijvoorbeeld: “Doordat jij je deadlines niet haalt, kunnen wij als projectgroep allemaal niet verder. Daardoor hebben we minder tijd voor het hele project en moeten we straks alles heel gehaast afronden.”
Tekst gaat verder onder video