Alise Hagelaars (31) is eind 2017 zo’n 23 weken zwanger van haar tweede zoon als ze thuis komt te zitten met bekkenbodemklachten. Ze werkt op dat moment als flexmedewerker in de dagbesteding van de gehandicaptenzorg. ‘Ik had zo’n last van mijn bekken en rug, het werk was veel te zwaar. Ik wilde wel graag werken, maar mijn lijf werkte niet meer mee.’ Na haar bevalling begint Hagelaars weer met een paar uur per week te werken, in de hoop dat de klachten dan voorbij zijn. Maar dat blijkt een illusie. ‘Ik was bevallen, maar de pijn was er nog steeds. Ik had een contract voor vierentwintig uur, maar ik kwam niet verder dan twaalf uur. Daarnaast had ik nu twee kinderen onder de twee jaar, wat ik ook behoorlijk zwaar vond. Daardoor lukte het me niet om mijn werk weer op te bouwen. Om te herstellen moest ik elke middag slapen en ondertussen probeerde ik te werken. Je werk kun je nog afsluiten, maar thuis gaat altijd door. Eigenlijk wilde ik alleen maar huilen, naast mijn lijf werkte mijn hoofd ook niet meer mee. Niks lukte. In de zomer van 2018 kwam ik thuis te zitten met een burn-out.’
Tijd krijgen voor herstel
Wanneer iemand op werk uitvalt, kan het zijn dat de hulp van Sheila Peeters wordt ingeroepen. Zij werkt vanuit ArboNed onder meer als bedrijfsmaatschappelijk werker en kan worden ingeschakeld door een bedrijfsarts om een medewerker te begeleiden bij zijn herstel en zijn terugkeer naar het werk. Een bedrijfsmaatschappelijk werker kan ook preventief worden ingeschakeld. ‘Als iemand thuis komt te zitten, is het belangrijk om tijd te geven om te herstellen’, adviseert Peeters. ‘’Ze moeten afschakelen, op een rijtje krijgen wat er is gebeurd en de tijd krijgen om daar helder over na te denken. Wat voel je en waarom voel je je zo? Er is zowel mentaal als fysiek ontspanning nodig. Dat betekent niet dat je alleen maar op de bank kan hangen en wat kan gaan zappen, maar dat je je rust neemt en blijft bewegen. Sluit niet alles af, maar blijf meedraaien in je gezin, ga regelmatig naar buiten voor een wandeling en denk na over wat er moet worden opgelost. Ga zowel naar de huisarts als de bedrijfsarts en schakel hulp in van bijvoorbeeld een psycholoog of bedrijfsmaatschappelijk werker.’
Drempels
Zit iemand al zes weken of langer thuis, dan schrijf je samen met je werkgever of werknemer een plan van aanpak, gaat Peeters verder. ‘Hierin staat wat er moet gebeuren, welke problemen er zijn en moeten worden opgelost voordat je weer aan het werk kan. De basis hiervan is de probleemanalyse, die wordt opgesteld door je bedrijfsarts. Dat plan bespreken werknemer en werkgever. Zijn er “drempels voor terugkeer”, dan kan een bedrijfsmaatschappelijk werker ingezet worden voor een drie-gesprek om deze drempels te verlagen.
‘Hoorde maar niks’
In het geval van Hagelaars komt die bedrijfsarts er niet. ‘Mijn ziekmelding hadden ze gekoppeld aan mijn zwangerschap, maar dat was al lang niet meer het geval. Ik was gewoon doorgerold in een burn-out’, vertelt ze. ‘Ik zat al bijna een jaar thuis, hoorde maar niks, toen de eerstejaarsevaluatie van het UWV eraan kwam. Ineens moesten er allemaal dingen en vroegen ze wanneer ik aan de slag kon. Heel vreemd. Ik heb uiteindelijk zelf om een bedrijfsarts gevraagd en toen kreeg ik een halve betermelding. Twee uur per week mocht in re-integreren op mijn oude werkplek, maar eigenlijk was dat lichamelijk gezien al te zwaar. En mentaal gezien ging het ook nog niet goed.’ Volgens Peeters is het allerbelangrijkste dat er “warm contact” wordt onderhouden tussen werknemer en werkgever voor en tijdens de re-integratie. ‘Blijf in gesprek en vraag wat je voor iemand kan doen. Wat vindt diegene prettig? Er moet niet te veel druk op iemand worden uitgeoefend. En als iemand dan gaat re-integreren, vraag hoe diegene er in staat. Hoe voel je je erover? Een werknemer moet zich veilig genoeg voelen om open te vertellen waar hij of zij behoefte aan heeft. De werkgever is verantwoordelijk voor zo’n veilige omgeving. Maar de verantwoordelijkheid om te werken aan een duurzame re-integratie ligt zowel bij de werknemer als de werkgever.’