Wat we zien en horen
Er is onzekerheid over wat leerlingen/studenten in de toekomst verwachten van hun onderwijs, ook voor zaken die we nu nog niet kennen of toepassingen die zelfs niet bestaan. Toch is de nieuwe generatie leerlingen en studenten dat opgroeit met digitale hulpmiddelen daarin vaardig. Nog niet al het onderwijspersoneel gaat in dezelfde tred mee. Ook zijn niet alle leraren en docenten bekend met welke mogelijkheden er zijn om echt vernieuwend aan de slag te gaan.
De visie op hybride en blended learning in het actuele onderwijsdebat is beperkt. Hybride willen werken is geen goed argument voor onderwijs op afstand. Als lesgeven en krijgen in elkaars aanwezigheid niet het uitgangspunt blijft, wordt onherroepelijk ingeboet op de kwaliteit van onderwijs.
De lumpsumbekostiging is niet meegegroeid met de kosten van hardware en de licenties voor de software. Onderwijspersoneel heeft daardoor te maken met uitval van (verouderde) apparatuur en tekorten. Ook de software blijkt niet toereikend voor goed kwalitatief onderwijs. Maar de digitale markt voor het onderwijsveld is booming en de grip van marktpartijen op het onderwijs groeit. Zo is software voor leerlingvolgsystemen vaak dusdanig vervlochten met diverse processen binnen scholen en instellingen, dat overstappen niet eenvoudig is en bovendien duur en arbeidsintensief. Ook is het onderwijs afhankelijk geworden van marktleiders als Google en Microsoft. De publiek-private regie is ver te zoeken.
Waar we ons hard voor maken
Hybride en blended learning vraagt om visie en beleid dat ontwikkeld wordt in samenspraak met het veld. De keuze voor digitaal lesgeven moet altijd worden gemaakt op onderwijsinhoudelijke gronden en mag geen verkapte bezuiniging zijn of een maatregel in het kader van het lerarentekort. Een eventueel besluit tot het deels invoeren van online onderwijs moet worden genomen door onderwijsteams (vanuit de professie van het beroep) . Alleen zo kan blijvend worden gewerkt aan kwalitatief goed onderwijs.
Geef onderwijspersoneel voldoende ruimte, tijd en geld om mee te groeien met de digitalisering en bekwaamheid te ontwikkelen.
In het curriculum van lerarenopleidingen moet meer aandacht zijn voor digitalisering en geld voor investering in hard- en software voor leerlingen, voor financiële middelen voor aanschaffen hardware en software voor onderwijspersoneel (lumpsumbekostiging in met name primair onderwijs) en verder is cybersecurity in toenemende mate van belang, omdat instellingen en scholen steeds vaker het doelwit zijn van cybercriminelen. Dit brengt het onderwijsproces in
gevaar. Preventie is dus belangrijk. Investeren in bewustwording is hiervoor een belangrijk en laagdrempelige methode.
Als een werkgever overweegt om in het kader van cybersecurity monitoringstechnologie te introduceren, moeten afspraken met de medezeggenschap, bottom-up, worden gemaakt om de privacy te waarborgen. Verder meer publiek-private regie op (nog te ontwikkelen) software van marktpartijen die voor onderwijs worden ingezet. Ook is laagdrempelige software nodig die nieuwe onderwijsmethoden toegankelijk maakt, ondersteunt en interactie tussen mensen bevordert. Dit vraagt om een overheidsrichtlijn voor aanbesteding.