We zitten inmiddels ruim in de tweede coronagolf. Was het in maart alle hens aan dek om het onderwijs door te laten gaan, inmiddels zijn we gewend aan de alternatieven. We geven online college, vergaderen via Teams en bellen studenten met hun toetsuitslagen. Dat gaat best goed. Maar wat niet went, is het ontbreken van fysiek contact en écht bij elkaar mogen zijn. Zonder beeldscherm ertussen of oortjes in. Ook het sparren en discussiëren met collega’s en met studenten wordt node gemist. En niet alleen de gesprekken, maar ook de energie die je daarvan krijgt en de vreugde van sociaal contact. Dit signaal van gemis hoor ik ook duidelijk terug van mijn studenten. Ze voelen zich vaak somber en neerslachtig.
'Wat niet went, is het ontbreken van fysiek contact en écht bij elkaar mogen zijn'
Dat negatieve gevoel is sterker dan in maart, omdat het licht aan het einde van de tunnel nog heel ver weg lijkt. Wat nog eens extra bijdraagt aan de negativiteit, is de toenemende polarisatie die we dagelijks zien of horen via tv, onze telefoons en in de kranten. Het helpt niet om één bepaalde groep (studenten, ouderen) ‘de schuld te geven’, de hele situatie simpelweg te ontkennen of complottheorieën aan te hangen. Wat wel helpt, is in contact te blijven met elkaar, zo goed en zo kwaad als het kan. Het helpt om de rust te bewaren en deze af en toe op te zoeken. Om niet 24/7 bezig te zijn, maar ook te pauzeren en te reflecteren. Om de scheiding tussen werk en privé te blijven zien en te beseffen wat er echt belangrijk is in het leven. Het is eigenlijk simpel. Houd je, zolang de pandemie duurt, aan de richtlijnen en zet je schouders eronder. En, zoals onze oud-burgemeester in Amsterdam Van der Laan schreef in zijn afscheidsbrief: ‘Zorg goed (…) voor elkaar.’