Annemieke Huitsing (65) staat voor de klas op de Groen van Prinstererschool in Voorburg, Jeanette Vissers (58) op De Springplank in ‘s Gravenmoer, waar zij tevens groep 5/6 erbij doet. Op beide scholen wordt lesgegeven met de interactieve methode Snappet. Daarom hebben ook alle kinderen een chromebook. ‘Wij waren destijds een van de eersten die ermee begonnen’, vertelt Vissers. Huitsing werkt sinds zes jaar met de methode. ‘Wij gebruiken het vooral voor rekenen, taal en wereldoriëntatie.’
Wat is het voordeel van werken met een digitale methode als Snappet?
Vissers: ‘Wat er heel waardevol aan is, is dat meteen tijdens de les duidelijk wordt of een leerling het snapt. Als een opdracht niet goed gaat, zie je dat als leerkracht meteen in het systeem en kun je individueel bijsturen. Ik vind de methode met name een uitkomst voor een vak als rekenen. Dat heeft een bepaalde logische opbouw die goed past bij digitaal onderwijs. Veel kinderen vinden het prettig werken. Ook omdat ze het zelf meteen zien als ze een fout maken. Wat ik verder heel fijn vind, is dat een kind dat ziek thuis zit ook mee kan doen met een les: je richt de camera van je laptop op het digibord, zodat het de instructies goed meekrijgt. En net als bij de kinderen in de klas kun je ook bij diegene meekijken met de vorderingen in het chromebook.’
Huitsing: ‘En een systeem als Snappet maakt ons werk als leerkracht ook beter te behappen, het scheelt behoorlijk in tijd dat we nu veel minder schriften hoeven nakijken.’
Wat is het nadeel van onderwijs met een chromebook?
Vissers: ‘Als kinderen er te lang achter zitten, zie je ze langzaam “inkakken”. Ze worden moe en hangerig, en het is ook gewoon saai om steeds maar naar een beeldscherm te staren. Daarom zijn wij er ook aanvullende werkvormen naast gaan doen. We combineren het met bewegend onderwijs en buitenlessen. Door de lesstof op verschillende manieren aan te bieden, blijft het ook voor de wat meer energieke en lichamelijke leerlingen interessant.’
Huitsing: ‘Wij zoeken de afwisseling door ’s ochtends de lessen online te doen en ’s middags vakken te geven waarbij de kinderen in groepsverband werken. Denk aan Engels, geschiedenis, aardrijkskunde en natuurkunde. We vinden het belangrijk dat ze niet alleen zelfstandig leren werken, zoals achter een chromebook, maar dat ze zich ook bekwamen in samenwerken, communiceren, onderzoeken én respecteren van elkaars kwaliteiten.’
Waren er ook drempels waar jullie overheen moesten met digitale lesvormen?
Huitsing: ‘In het begin dacht ik: ik ben te oud om zo’n switch te maken. Ik ga dit nooit meer leren. Maar dat viel reuze mee, ik bleek dingen toch snel op te pikken. We hebben bij ons op school gelukkig ook heel goede begeleiding, zoals een digitaal spreekuur. Daardoor heb ik het gevoel dat er altijd hulp is als het nodig is. Verder viel het me zwaar toen we een paar jaar geleden ook het taalonderwijs digitaal gingen doen. Daar was ik in het begin heel sceptisch over. Nee hè, we gaan toch niet het handschrift loslaten?, riep ik. Ik zit 45 jaar in het onderwijs, mijn weerstand was behoorlijk. Gedichten, vrije verhalen schrijven; zou dat allemaal op de schop gaan? Maar toen kwam de lockdown…Door het thuisonderwijs stapten we versneld over op Google Classroom. De mogelijkheden daarvan hebben mij aangenaam verrast. De kinderen werken in een document dat ze op elk moment kunnen sluiten en weer opnieuw openen. Hoe anders is dat op papier: daar moeten ze altijd weer naar op zoek of ze raken het kwijt. Maar nog mooier is dat ze van alles kunnen invoegen in een document zoals materiaal van internet en er ook in kunnen samenwerken met meerdere kinderen. Het bevordert hun creativiteit enorm is mijn ervaring. Ik zou niet anders meer willen.’
Heeft de pandemie tot structurele veranderingen geleid in jullie onderwijs?
Vissers: ‘Met name de buitenlessen zijn bij ons begonnen tijdens de pandemie. Doordat we de lokalen steeds moeten ventileren, lasten we eerst pauzes in, zodat alle ramen even wijd open kunnen. Maar te veel en te lange breaks gaan ten koste van de lestijd. Daarom bedachten we al snel dat je buiten ook opdrachten kunt doen. Taal, rekenen; bijna elk vak leent zich er wel voor. Inmiddels geven we elke dag buitenonderwijs. Met taal hang ik bijvoorbeeld vellen met handgeschreven woorden verspreid over het schoolplein op, zoals op het klimrek of aan de muur. De kinderen moeten daar dan naartoe lopen, het woord onthouden, aan de buitentafel gaan zitten en het opschrijven. En rekenen doen we bijvoorbeeld op een hinkelpad. De klas vindt het zo leuk dat zelfs met slecht weer gevraagd wordt of we nog naar buiten gaan. We willen er dan ook niet meer vanaf. ’
Hoe vinden jullie het om met een digibord te werken?
Vissers: ‘Het digibord biedt veel extra’s vergeleken met het krijt- of whitebord van vroeger: je kunt dingen van internet laten zien en filmpjes, echt een uitkomst.’
Huitsing: ‘Zo vind ik het heel leuk om op YouTube te speuren naar de leukere uitlegvideo’s en die te gebruiken. Op die manier kan ik mijn leerlingen de stof op verschillende manier aanbieden.’
Vissers: ‘Voor het schrijfonderwijs is het digibord minder geschikt. Op een krijtbord kon je vroeger voordoen hoe je een letter schrijft. Dat gebeurt nu aan de hand van een video. Naar mijn idee spreekt dat net wat minder tot de verbeelding bij kinderen. Wij hebben trouwens nog wel een krijtbord. Dat staat buiten in de schooltuin waar we natuurlessen geven.’ Met een glimlach: ‘Het blijft magisch om te gebruiken.’
Biedt het digitale onderwijs voldoende uitdaging als leerkracht?
Vissers: ‘Een digitale les ligt vast en is helemaal voorgekauwd. Je kunt daar veel minder je eigen stempel op drukken, dat is wel eens jammer. En als de stroom uitvalt, ben je de pineut want dan kan er niks meer. Zo hadden we laatst een week geen internet omdat er nieuwe kabels getrokken moesten worden. Dat is dan ineens wel improviseren.’
Huitsing: ‘Wij gebruiken op dat soort dagen het weekprogramma dat we hebben klaarliggen voor invaldocenten. Het is nog uit de periode van voor het chromebook. Heel fijn als je daar op zulke momenten naar terug kunt grijpen. Waar ik verder mee worstel, is een ethisch dilemma. Dat je elke fout ziet die een kind in Snappet maakt, is een voordeel, maar tegelijkertijd ook een nadeel. In het begin was ik geneigd om meteen naar een kind toe te lopen, en mijn hulp aan te bieden als ik een rood bolletje zag verschijnen op mijn scherm. Maar een leerling kan daar ook van schrikken: heeft soms tijd nodig om het zelf uit te vogelen. Ik heb mezelf echt moeten trainen om daar op een goede manier mee om te gaan. Kortom: dat privacygebrek voor een kind vind ik wel een punt: het gaat best ver dat we elke stap die ze digitaal doen, kunnen zien.’