CNV Onderwijs is natuurlijk blij met iedere extra investering, maar vindt het geen handige regeling. Hoe fijn het ook is dat sommige leraren, oop’ers en schoolleiders er wat bij zullen krijgen.
Door het initiatief ontstaat een min of meer willekeurig onderscheid tussen wie dit wel en wie dit niet krijgt. Behoor je tot de 15% vestigingen met de hoogste achterstandsscore, dan heb je recht op extra salaris, bij minder dan 15% krijg je niets. Bij onderwijsinstellingen met een gelijke achterstandsscore kan het zo zijn dat de ene school 5% en een andere school tot 13% toelage aan het personeel kan geven, aangezien er forse verschillen kunnen bestaan in de grootte van het personeelsbestand over wie het geld verdeeld moet worden. Bovendien geldt de regeling maar voor twee jaar en biedt het geen structurele oplossing.
Ten koste van andere scholen
De regeling gaat er misschien voor zorgen dat de tekorten in scholen met een uitdagende leerlingenpopulatie minder worden, maar gezien het bestaande algehele lerarentekort zal dit ten koste gaan van de andere scholen.
De afspraken houden geen verband met de cao’s in het onderwijs. Er wordt geschoven met geld dat in het Nationaal Plan Onderwijs (NPO) al beschikbaar was gesteld. Over de precieze inzet van de middelen voor het personeel moet het bestuur per vestiging afspraken maken met het personeelsdeel van de medezeggenschapsraad (MR). Mocht het alle of de meerderheid van vestigingen ressorterend onder hetzelfde bestuur betreffen, dan kunnen afspraken worden gemaakt met het personeelsdeel van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad (GMR).
Maak vooraf afspraken
CNV Onderwijs raadt MR-en en GMR-en van scholen die in aanmerking komen aan om vooraf contact met elkaar te zoeken. In de meeste situaties zal namelijk de MR van de betreffende vestiging aan zet zijn. Maar vaak gaat ook de GMR met dit soort onderwerpen aan de slag. Verstandig dus dat GMR en betrokken MR-en daar vooraf afspraken over maken.