Ik breek in deze column een lans voor de mbo-docent. Daar waar de universitair en hbo-docent in de onderwijshiërarchie van het beroepsonderwijs het hoogst staan aangeschreven, laat ik een ander geluid horen. Ik baal namelijk van die hiërarchie, omdat er namelijk niet één beroepsonderwijs is. Laat ik maar eens prikkelend beginnen met de ‘top’. Beide soorten onderwijs kennen maar één niveau. Het is ook een beetje ‘lui’ onderwijs. Je hebt een collegezaal, je stopt die vol met leergierige studenten en je zet er een docent voor. Die gaat zijn verhaal afdraaien en daarna volgt er een tentamen.
Nee, dan het mbo. Er zijn twee leerwegen en vier niveaus. Mbo-docenten moeten inzetbaar zijn op al die niveaus. Ze geven les aan studenten die naar het hbo doorstromen, ze geven les aan jongens en meisjes voor wie leren niet altijd vanzelfsprekend is en die (vanuit die zelfde onderwijssector) al hun hele leven hebben gehoord dat het ‘echte’ studeren er voor hen niet inzit. Pedagogisch en didactisch moeten ze vaak alle zeilen bijzetten om de studenten te motiveren, erbij te houden en echt te laten leren.