Toen oud-minister Jos van Kemenade vorig jaar van programmamaker Karim Amghar de vraag kreeg wat er te doen is aan kansenongelijkheid, zei hij: ‘Jongens, stop maar, ik ben moe.’ Hij vocht veertig jaar tegen kansenongelijkheid en ‘het verandert maar niet’, zei hij. Toen Amgar vroeg of we het dan maar moeten accepteren, raakte hij weer gepassioneerd en zei: ‘We moeten het nóóit oké vinden om ongelijke kansen aan kinderen te bieden.’ Ongetwijfeld vindt elke ouder en al het onderwijspersoneel, leerkracht en schoolleider dat. Velen leefden dan ook intens mee met de kinderen in Klassen, zoals met Anyssa die bij opa en oma woonde, zonder goede internetverbinding, rustige werkruimte en ondersteuning bij het schoolwerk.
Bedroevend weinig
Klassen speelt in Amsterdam-Noord, het gebied waar in de jaren zeventig/tachtig onderwijspsycholoog Co van Calcar al allerlei projecten opzette in de strijd tegen kansenongelijkheid. En zo zijn er in het hele land honderden initiatieven geweest om kinderen meer gelijke kansen te geven. Er is eindeloos lang over vergaderd, er zijn ontelbare vuistdikke rapporten over geschreven, er is veel geld gestoken in voor- en vroegschoolse educatie en verlengde schooldagen. En het is niet zo dat er níks veranderd is, maar wel bedroevend weinig. Kinderen hebben tegenwoordig een grotere kans dan honderd jaar geleden om van een dubbeltje een kwartje te worden. Maar toch hebben kinderen van hoogopgeleide ouders nog steeds meer kans op een succesvolle schoolloopbaan dan kinderen met een zelfde aanleg van laagopgeleide ouders. Keer op keer blijkt uit de Staat van het Onderwijs – het jaarlijkse rapport over de stand van zaken in het onderwijs - dat de kansenongelijkheid toeneemt of in elk geval niet afneemt. En corona doet daar nog eens een flinke schep bovenop.
Veelkoppig monster
Het is dan ook een veelkoppig monster, die kansenongelijkheid. In 2019 beschreven de bewindslieden Slob en Van Engelshoven kansenongelijkheid als een ‘gelaagd probleem, dat niet één duidelijke oplossing heeft en ook niet één oplossing.’ Bovendien kan de oplossing ook niet alleen van het onderwijs komen. In de Gelijke Kansen Alliantie werken inmiddels vijftig gemeenten samen met onderwijs, Rijksoverheid en maatschappelijke organisaties aan bijvoorbeeld ouderbetrokkenheid, soepele overgangen tussen primair en voortgezet onderwijs en extra onderwijs. Daarnaast is de SER een plan aan het opstellen over werken aan kansengelijkheid. CNV Onderwijs denkt actief mee met de SER. Maar er zijn heel wat monsters te verslaan, zo constateert ook onderwijssocioloog Thijs Bol in zijn blog over Klassen. Hij ziet de volgende olifanten in de kamer staan: de kwaliteit van de leraar, het gebrek aan basisvaardigheden, de rol van lage verwachtingen, de groei aan bijlessen (voor leerlingen van ouders met geld), de segregatie en de mismatch tussen leraren ten kansarme leerlingen.
Verwachtingen
Eén van die olifanten is de verwachting die leraren hebben van leerlingen. In 1968 kwam voor het eerst aan het licht – in het Pygmalion in the classroom-onderzoek – dat die een belangrijke rol spelen. In het onderzoek werden in een klas intelligentietesten afgenomen bij alle leerlingen. Vervolgens kregen de leraren te horen welke leerlingen ‘veelbelovend’ zijn. Wat ze niet wisten is dat de onderzoekers de namen daarbij willekeurig hadden geprikt. Deze zogenaamde academische spurters bleken in drie opvolgende testen meer vooruitgang te hebben geboekt dan de andere kinderen. Verwachtingen van leraren hadden dus effect op de prestaties van de leerlingen. Dit werd later keer op keer in allerlei onderzoek bevestigd. Verwachtingen zijn vaak echter onbewust en dat maakt het lastig er een vinger op te leggen.
Eindtoetsen
Waar verwachtingen zeker een grote rol spelen, is bij de schooladviezen die in groep 8 gegeven worden. Afgelopen jaar zijn er door corona geen eindtoetsen afgenomen. Het CPB schat in dat hierdoor 14.000 kinderen een hoger schooladvies zijn misgelopen, dat ze wel hadden gekregen als ze hoog hadden gescoord op de eindtoets. Onderwijskundige Hilda Amsing zei daarop in Schooljournaal: ‘We weten dat leerkrachten onbewuste vooroordelen hebben, zoals álle mensen. Een objectieve toets en brede burgklassen zijn daarom nodig om mogelijk verkeerde inschattingen van leerkrachten te ondervangen.’ Hoe het dit jaar moet, is nog onderwerp van gesprek. De Onderwijsinspectie en de minister vinden dat de eindtoets dit jaar hoe dan ook moet doorgaan. De sociale partners in het onderwijs, onder wie CNV Onderwijs, roepen op om dit jaar kansrijk te adviseren (zie pagina 12). Bij twijfel tussen twee schoolsoorten dus niet aan de voorzichtige kant gaan zitten, maar juist aan de ambitieuze kant. Het voortgezet onderwijs moet vervolgens kansrijk plaatsen én goed monitoren of de leerling op de goede plek zit.