Idealiter hebben alle leerlingen gelijke kansen in het onderwijs. In de praktijk zijn er wel wat kanttekeningen te plaatsen bij de adviezen van de basisschool. Grondlegger Adriaan de Groot wilde in de jaren zestig met de objectieve Citotoets (nu Eindtoets) de kansen van alle kinderen vergroten, ongeacht afkomst of sekse. Maar gaandeweg veranderde de toets in een zenuwslopende, allesbepalende schifting. ‘Natuurlijk wil je niet dat één puntje meer of minder op één toets de toekomst van een elfjarige bepaalt. En je wilt ook niet dat jarenlange observaties en ervaringen van leraren zomaar terzijde worden geschoven’, zegt Elffers. ‘Daarom ben ik er een groot voorstander van dat de basisschool een advies afgeeft bij de overgang naar het voortgezet onderwijs: dit is wat we de afgelopen jaren bij deze leerling hebben gezien, en we denken dat dit een passende vervolgstap zou zijn. Het probleem is dat dat advies in de praktijk helemaal geen advies is, maar een dwingende voorspelling: het bepaalt de leerkansen van een leerling in het voortgezet onderwijs.’
Gelijke prestaties gelijke kansen
Elfers wil naar een flexibeler inrichting van het voortgezet onderwijs, met meer mogelijkheden om vroeger of later af te wijken van het advies. ‘Maar zolang selectie zo bepalend is voor het verdere verloop van de schoolloopbaan, vind ik dat we het proces moeten standaardiseren. Leerlingen moeten ervan op aan kunnen dat ze bij gelijke prestaties gelijke kansen krijgen om in te stromen in een van de routes van het voortgezet onderwijs, ongeacht hun thuisachtergrond. De ruimte die scholen en leraren hebben om hierin andere afwegingen te maken, mondt uit in structureel ongelijke kansen van leerlingen met verschillende achtergronden. Daar moeten we echt vanaf.’
Vroeg selecteren
‘Het verbaast mij hoe stevig sommige basisschoolleraren zich vastklampen aan het “recht” om het verdere verloop van de schoolcarrière van hun leerlingen te mogen bepalen. De opdracht om al zo vroeg een sturende voorspelling te doen over de toekomstige ontwikkeling van leerlingen, staat in mijn ogen haaks op de pedagogische opdracht van het onderwijs’, stelt Elffers. ‘Daarmee trek ik de professionaliteit van de leraar niet in twijfel, maar problematiseer ik de taak waarmee ze in mijn ogen ten onrechte worden opgezadeld. Als je redeneert vanuit die pedagogische opdracht, zou je volgens mij geen advies moeten willen geven dat de schoolloopbaan van leerlingen al zo vroeg op slot zet. De discussie zou niet moeten gaan over de zeggenschap bij de selectie, maar over de vraag waarom we leerlingen überhaupt al zo vroeg selecteren en van elkaar scheiden in zoveel verschillende routes met sterk uiteenlopende perspectieven op vervolgonderwijs en werk.’