De Heemgaard vangt vijftig scholieren op in een Internationale Schakelklas (ISK), bij ISW Hoogeland zijn het er 21 en tien op de locatie in ‘s Gravenzande binnen dezelfde scholengroep.
Hoe kwam de opvang tot stand op jullie school?
Locatiedirecteur Martijn Verweij van ISW Hoogeland: ‘Bij ons in het Westland is geen ISK. Dus toen wij de vraag kregen via onze regiodirecteur om leerlingen onder te brengen, was er maar een antwoord mogelijk: Ja, natuurlijk doen we dat en helpen we deze kinderen.’ Joyce van Norel, teamleider van de ISK in Apeldoorn: ‘Onze school is gewend om op elk moment in het schooljaar buitenlandse kinderen die geen Nederlands spreken, toe te laten. Als ergens in de wereld een brandhaard is waar het oplaait, weten we dat we in de periode daarna vluchtelingen uit dat land kunnen verwachten. Dat gaat vaak druppelsgewijs. Nu waren het er in een keer veel, omdat de Oekraïense mensen met bussen ons land in kwamen. Met name de logistieke uitdaging was daardoor groter dan normaal.’
Hoe hebben jullie het vervolgens aangepakt?
Van Norel: ’We hadden gelukkig twee lokalen vrij en het Edison college, een vmbo-school binnen ons bestuur, had er ook twee beschikbaar. Dus we konden vier groepen maken.’ Per toeval lukte het haar om in een mum van tijd twee Oekraïense docenten aan te trekken. ‘Ik woon in Kootwijk, en zag in onze buurtapp een berichtje van een van mijn straatgenoten die een Oekraïense vluchteling in huis had genomen. Zij was net afgestudeerd als tolk Engels/ Oekraïens met een lesbevoegdheid, en wilde zich graag inzetten. De andere 44 CNV Onderwijs 45 bleek zelfs al bij ons op school te werken, als schoonmaker. Zij is drie jaar geleden met haar gezin in Nederland komen wonen en bleek een bevoegd docent wiskunde te zijn. Doordat we deze leraren hadden, konden we razendsnel starten met het onderwijs, al na ongeveer twee weken.’ Verweij: ‘Bij ons ging het eveneens heel rap, omdat we ook meteen twee gevluchte Oekraïners in dienst konden nemen. De een is docente wiskunde, de ander werkte tot voor kort op de universiteit in Kiev, bij internationale betrekkingen. De lokalen vrijroosteren was een flinke puzzel, maar ook dat is gelukt. We wilden graag zo snel mogelijk van start. De kinderen zitten in opvangcentra, dat is geen inspirerende omgeving. School geeft veiligheid en structuur en biedt daarnaast ook afleiding; een uitweg uit de harde realiteit.’
En het onderwijs zelf, hoe hebben jullie dat aangepakt?
Verweij: ‘Het lastige was dat we in het begin geen zicht hadden op hoe lang de Oekraïense leerlingen zouden blijven. Zou de oorlog snel beëindigd zijn? Konden ze dan weer terug of niet? Doordat dat perspectief ontbrak, was het moeilijk te bepalen waar we naartoe moesten werken. Wat vrij snel duidelijk werd, is dat de kinderen minder goed Engels spraken dan verwacht. Integreren in het reguliere onderwijs was dus geen optie, daar moesten we realistisch in zijn. We hebben met de Oekraïense leerkrachten een programma opgezet om in de eigen taal les te geven. In de weken daarna hebben we steeds vakken toegevoegd als muziek, beeldende vorming en onderzoeken & ontwerpen, waar de kinderen hun expressie in kwijt kunnen. En voor de integratie zijn we al snel begonnen hen te laten meedraaien met de reguliere zwemlessen.'