De eerste lockdown maakte de verschillen tussen leerlingen pijnlijk zichtbaar, constateert El Hadioui. Nu de achterstanden van kwetsbare leerlingen zijn toegenomen, is de structurele kansenongelijkheid volgens hem groter dan normaal. ‘De groep die het goed doet blijft zich doorontwikkelen omdat zij goed thuisonderwijs krijgen, in tegenstelling tot de kwetsbare leerlingen. Dat uit zich in de toetsen die leerlingen moeten maken, waarop de kwetsbare kinderen slecht voorbereid zijn. Leerlingen met wie het al goed ging, doen het dus steeds beter, leerlingen met wie het slecht gaat, zakken steeds dieper weg.’
Mattheüseffect
Het ‘mattheüseffect’ noemen onderwijssociologen dit verschijnsel, een vakterm voor het rijker worden van de rijken en het armer worden van de armen, gebaseerd op een vers in de Parabel van de Talenten in het evangelie volgens Mattheüs. El Hadioui vreest dat dit kan leiden tor frustratie, ontevredenheid en criminaliteit. Beleidsmakers in veel steden zijn zich volgens hem te weinig bewust van dit effect, en gaan er ten onrechte vanuit dat alle scholen in hun stad van hetzelfde niveau zijn. En dat terwijl volgens onderzoeksrapporten van McKinsey en de Onderwijsinspectie, de kwaliteitsverschillen tussen scholen in Nederland vergeleken bij andere landen, alarmerend groot zijn. Samen met Scandinavische landen nam ons land in internationale onderzoeken jarenlang een toppositie in, nu nemen de kwaliteitsverschillen zorgwekkende vormen aan, waarschuwt El Hadioui. In verschillende interviews wijst hij erop dat het voor de toekomst van kinderen een groot verschil maakt naar welke school zij gaan.
Steeds dieper
De verschillen tussen scholen schrijft El Hadioui grotendeels toe aan de sociaal-economische kloof, die steeds dieper wordt. ‘Ouders met een hoger opleidingsniveau beschikken vaak over meer sociaal, cultureel en economisch kapitaal dan laag opgeleide ouders. Bij veel hoogopgeleide ouders speelt geld geen rol. Zij kunnen hun kinderen naar scholen sturen die over middelen beschikken om de beste methodes aan te bieden, terwijl laagopgeleide ouders gemiddeld vaker een school in de buurt kiezen.’ Hij pleit ervoor deze kansenongelijkheid te bestrijden door ongelijk te investeren. Een idee dat Amsterdam en Rotterdam inmiddels omarmen, door scholen in kansarme buurten te laten samenwerken op het gebied van achterstandbestrijding, zoals in het kader van het Nationaal Programma Rotterdam Zuid (NPRZ). ‘Jammer dat de meeste Nederlandse gemeenten nog steeds het juridische gelijkheidsprincipe handhaven, waarbij elke school hetzelfde krijgt, terwijl het wel degelijk uitmaakt naar welke school kinderen gaan.’