Onderwijs gaat me aan mijn hart. Kinderen zoveel mogelijk begeleiden om het onderste uit de kan te halen heeft mij altijd al gestimuleerd en gemotiveerd in datgene wat ik doe. Als psycholoog heb ik kinderen vooral begeleid in een-op-een-situaties en in 2019 heb ik gekozen om dat als leerkracht op groepsniveau te gaan ontwikkelen en ben ik gestart met de flexpabo. Het is niet gemakkelijk om je als 44-jarige nog zo kwetsbaar op te stellen net zoals dat waarschijnlijk is voor al mijn studiegenoten. De helft van mijn klas is er na een jaar al mee gestopt en ook ik twijfel aan mijn kunnen.
Mij bekruipt vaak het gevoel dat in het onderwijsveld de opvatting heerst dat mensen vooral talent moeten hebben om voor de klas te staan. Je kan het of je kan het niet, het is een aangeboren vaardigheid. Zonde eigenlijk, want de mensen die enthousiast zijn, maar nog niet over de benodigde vaardigheden beschikken, vallen (te) snel af in de opleiding. De studenten met talent kunnen het eigenlijk al, die hoeven alleen nog maar binnen de lijntjes te kleuren. Eigenlijk is het een beetje vergelijkbaar met hoe het tot een tijdje terug bij de voetbalclub van mijn zoon werd georganiseerd. De talentjes gingen bij het selectieteam. Alle anderen werden door vrijwillige ouders getraind en begeleid. Sinds kort echter is het besef doorgesijpeld dat ze voor een groot deel afhankelijk zijn van deze vrijwilligers en breedtesporters om hun topteams in de ‘lucht’ te houden.
In de lerarenopleiding lijkt het bijna van hetzelfde laken een pak. Talenten worden eruit geplukt en snel klaargestoomd, gaan voor de klas om te excelleren, of branden binnen vijf jaar op omdat ze het plezier verloren zijn. Wat gebeurt er met de enthousiastelingen die net iets meer coaching en begeleiding nodig hebben? Daar zijn geen uren voor of er wordt getwijfeld of het wel bij hun past. Jammer, want met de juiste begeleiding is er zoveel winst te behalen. Uiteindelijk doen we het met zijn allen.