Met de verkiezingen net achter de rug is het interessant om te kijken naar wat we hierin van de politiek mogen verwachten. Toen ik voor de verkiezingen de partijprogramma’s voor het onderwijs las, zonk de moed mij in de schoenen... “Typen met tien vingers”, “laat ouders lesgeven in plaats van leraren”, “kleinere klassen”, “een landelijke campagne om meer leraren te werven”, “hogere salarissen”. Zomaar een greep uit de punten. Ja echt. Serieus?
Gelukkig is er ook een andere kant: “lumpsum moet omhoog en er moeten minder subsidies komen". Hier kunnen we serieus naar kijken. Het geeft scholen de ruimte om anders te organiseren en verlaagt mogelijk de werkdruk. Het aanvragen van subsidies en het daarna verantwoorden kost immers buitengewoon veel tijd. Een andere: “minder maatschappelijke taken naar het onderwijs”. Ook deze snijdt hout in mijn ogen. Veel maatschappelijke kwesties worden over de schutting van het onderwijs gegooid met weer een programma of een lessenreeks. Ze zijn allemaal van groot maatschappelijk belang, maar ze horen mijns inziens niet thuis in het onderwijs. Wat er wel nodig is, is dat de scholen hun basis goed op orde hebben. Pas dan kan er sprake zijn van goed onderwijs. Dat wil zeggen: voldoende personeel, sterke schoolleiders en de basisvakken rekenen/wiskunde en taalvaardigheden goed op orde.