Ik neem onze nieuwe inspecteurs mee in het observeren, om na lesobservaties een schoolbeeld te kunnen vormen van het pedagogisch-didactisch handelen. We starten met de tegeltjeswijsheid ‘Observeren kun je leren, observeren moet je leren!’ Die boodschap hoor ik ook op het symposium later die week. Een van de moeilijke, maar belangrijke aspecten is het uitstellen van je oordeel en proberen los te komen van je aannames. Het ezelsbruggetje dat we meegeven is de www: Wat zie je, Waarom gebeurt dat en Wat ga je ermee doen?
Een andere boodschap die we regelmatig herhalen, is dat we lessen noch leraren beoordelen. We willen een beeld creëren van het handelen van de leraren op de school om een oordeel te kunnen vormen over OP3. Dat spiegelen we aan hetgeen we gelezen hebben over welke afspraken de school heeft gemaakt over lesmodellen en klassenmanagement en we spreken op een school leraren en leerlingen. Dat alles vormt ons beeld. In ons kader staat de tekst ‘de leraren creëren een pedagogisch en didactisch passend en stimulerend leerklimaat’. Maar wat is dat? Die vraag levert mooie gesprekken op.
Op de school waar ik ben en waar ik niet blij word van de geobserveerde lessen, stel ik leraren de vraag: wat vinden jullie hier op school een goede les? Na een lange stilte hoor ik alleen dat je als leraar boven de lesstof moet staan, maar verder komt er niets. Behalve dan dat ze het er nooit over hebben gehad op school. Op het symposium wordt bevestigd dat een goede les al begint bij de voorfase, waar je inventariseert wat leerlingen al kunnen. Daarop baseer je je voorbereiding. En na het lesgeven moet je reflecteren op je les. Dat alles bij elkaar vormen samen de les.