In 2004 begon ik als leerkracht op een basisschool in de Betuwe. Ik heb onder andere bijgedragen aan een meer vloeiende overgang van groep 2 naar groep 3, door bijvoorbeeld thematisch werken en spel in groep 3. Vanaf het begin van mijn loopbaan ben ik geboeid geraakt door de verschillende (on)mogelijkheden van de kinderen in de klas. Dat werd versterkt toen ik de master Special and Inclusive Education deed aan de Universiteit van Roehampton (UK). In die periode werd de wet Passend Onderwijs ingevoerd. Ik werkte op dat moment als intern begeleider en was dus nauw betrokken bij de invoering hiervan. Ook was ik voorzitter van de stuurgroep Passend onderwijs van CNV Onderwijs. Vanaf 2019 ben ik hoofd onderwijs & kwaliteit van Stichting VCO Harderwijk-Hierden, een stichting met twaalf basisscholen.”
Inclusief onderwijs
“Als ik denk aan inclusief onderwijs, dan denk ik aan de Verklaring van Salamanca van 1994. Hierin staat dat ieder kind een fundamenteel recht heeft op onderwijs, dat opleidingen en onderwijsprogramma’s rekening moeten houden met de unieke eigenschappen, de interesses en onderwijsbehoeften van ieder kind, en dat allen – ook met speciale onderwijsbehoeften – toegang moeten hebben tot reguliere scholen.”
Overigens betekent dat niet dat je als school of leraar alles moet kunnen, stelt De Kleuver. “Het is belangrijk te weten waar je grenzen liggen. Ik baal soms van het woord handelingsverlegen, want daarmee zet je kinderen tegen de muur, je sluit hen uit. Natuurlijk kan het zijn dat je bepaalde ondersteuning als school niet kunt bieden, maar wacht niet met dit bespreekbaar maken tot het echt niet meer gaat. Je kunt beter al eerder aangeven dat je als school het onderwijs niet kunt bieden wat het kind nodig heeft. Dan komt echt anders over bij de ouders en het kind. Daarmee houd je de deur open naar een zoektocht met de ouders en het kind naar wat passend onderwijs zou kunnen zijn. Ik zal dus ook nooit zeggen dat alle kinderen met kenmerken van hoogbegaafdheid zonder meer naar een reguliere school moeten, hoezeer ik het hen ook gun. We moeten met elkaar toegeven dat dit vandaag de dag nog niet overal lukt of kan.”
(Hoog)begaafdheid
“Onderwijs aan kinderen met kenmerken van (hoog)begaafdheid is een van de uitdagingen bij inclusief onderwijs. Het is belangrijk dat we ervoor zorgen dat deze groep kinderen de aandacht en ondersteuning krijgt die nodig is, net zoals dat voor andere kinderen geldt,” vindt De Kleuver, “en dat begint met de kennis en sensitiviteit van de leerkracht. Ken je de onderwijsbehoeften van de kinderen in jouw klas? Weet je wie in jouw klas begaafd zijn? Wat kun jij daarin betekenen? Dat doet niet alleen een beroep op het vakmanschap van de docent, maar ook op moed. Durft de leraar het onderwijs zo te maken dat het voor iedereen passend en uitdagend is?”
“Het is belangrijk dat we ervoor zorgen dat deze groep kinderen de aandacht en ondersteuning krijgt die nodig is, net zoals dat voor andere kinderen geldt.” Dat doe je natuurlijk niet alleen, je doet het met je team, de ouders, het kind en andere betrokkenen. “Hoe kun je de context in de school zo aanpassen dat ook het begaafde, creatieve en talentvolle kind zich kan ontwikkelen? Welke ondersteuning is er mogelijk voor de leraar? En wat is er mogelijk voor het kind? Dan zien we net als bij kinderen met andere onderwijsbehoeften dat we hier nog wel eens handen, tijd, kennis en methodieken nodig hebben die niet direct te vinden zijn.” Voor De Kleuver is het belangrijk om kinderen met kenmerken van (hoog) begaafdheid te zien (net als alle andere kinderen) met hun unieke onderwijsbehoeftes. “In onze maatschappij wordt toch nog te vaak gedacht dat slimme kinderen er wel zullen komen, terwijl de cijfers en verhalen toch echt anders uitwijzen.”