'Scholen moeten uit de vicieuze cirkel waarin ze zitten'

CNV Onderwijs-voorzitter Daniëlle Woestenberg over het werkplan

Geen verder uitstel, maar juist versnellen. Dat is de bedoeling van het landelijke werkplan ‘Samen voor het beste onderwijs’, waarin het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een aantal acties presenteert die de personeelstekorten moeten tegengaan. CNV Onderwijs-voorzitter Daniëlle Woestenberg reageert: 'Veel in het plan is nog onduidelijk, maar niks doen is geen optie meer.'

Eerder gepubliceerd in SchoolLeidend NL #1 2023

Eind 2022 verscheen de trendrapportage van het ministerie van Onderwijs met de actuele cijfers over de personeelstekorten. Uit die gegevens blijkt dat de lerarentekorten onverminderd hoog zijn. In het primair onderwijs is het aantal vacatures in 2022 opgelopen naar 9,5 procent, wat neerkomt op 9.700 fte’s. Dat is iets meer dan in 2021 toen het percentage op 9,1 lag. Het totale tekort aan schoolleiders is zelfs hoger. Dat aantal bedraagt inmiddels 13,6 procent, ofwel 1.100 vacatures. De negatieve trend tekent zich intussen ook af in het voortgezet onderwijs, waar het aantal onvervulde arbeidsplaatsen vorig jaar fors is gestegen.

Daniëlle Woestenberg, voorzitter van CNV Onderwijs: 'Dat de cijfers er niet om liegen, merken we dagelijks in het veld. Onder hoge druk, met te grote klassen en te veel taken doen leraren hun uiterste best zo goed mogelijk onderwijs te geven. In Amsterdam zijn de tekorten inmiddels zelfs opgelopen tot 17,5 procent. Het is een toestand die niet veel langer houdbaar is. Daarom werken we met alle betrokkenen; de bonden, werkgeversorganisaties en de lerarenopleidingen en het ministerie van OCW, aan een aanpak van het lerarentekort.'

Haast is geboden

Ook op de langere termijn zijn de vooruitzichten niet rooskleurig. Naar verwachting zullen de cijfers nog verder omhooggaan. Dat maakt de situatie des te zorgwekkender. Haast is geboden, versnellen noodzakelijk. Zo moet het werkplan Samen voor het beste onderwijs gezien worden. Het ministerie van OCW presenteert daarin een aantal acties die de tekorten en de werkdruk moeten tegengaan. Woestenberg: 'De volgende stap is om de acties concreet te maken met onze achterban en samen met hen de verdere uitwerking rond te krijgen. Daar hoort ook een aantal pilots bij, die in het voorjaar van start gaan.'

Het werkplan komt voort uit de ‘werkagenda’ die in 2022 is opgesteld. Deze bestaat uit de vraagstukken, die alle betrokken partijen gezamenlijk willen aanpakken: professionalisering, een aantrekkelijke werkomgeving, de tekortenaanpak, het optimaliseren van het bevoegdhedenstelsel en een landelijke strategie. Eind vorig jaar stuurden de ministers Dennis Wiersma en Robbert Dijkgraaf een brief naar de Tweede Kamer met het voorstel versneld te starten met een aantal punten uit de werkagenda. Zo willen de twee ministers vaart maken met het opstarten van regionale samenwerking, die zich focust op een gezamenlijke aanpak van de tekorten. De samenwerking moet leiden tot een regioloket voor onderwijspersoneel, waar zij terecht kunnen voor hun ontwikkeling. Het loket houdt zich bezig met het werven, matchen, opleiden, begeleiden en professionaliseren.

De onderwijstijd

Verder zal de onderwijstijd onder de loep genomen worden. Er wordt gekeken of het aanpassen van de onderwijstijd kan helpen bij de verlaging van de werkdruk, ontwikkeling en professionalisering van personeel en het voorbereiden van lessen. Ook de bevoegdheden komen aan bod. Zo moet het bijvoorbeeld makkelijker worden voor docenten om er een extra bevoegdheid bij te halen, wat kansen biedt op een bredere inzet en ruimer ontwikkelperspectief. Daarnaast worden nog de lerarenopleidingen en het strategisch personeelsbeleid genoemd als punten, waarmee de ministers haast willen maken.

Met het versnellingsplan laat minister Wiersma zien dat hij 'serieus' aan de slag wil met de tekorten, zegt Woestenberg. 'Een belangrijke eerste stap is vorig jaar al gezet door de loonkloof te dichten met het verhogen van de lerarensalarissen. Dat de minister nu verder wil doorpakken, is iets wat wij toejuichen. Al hebben we er ons wel hard voor gemaakt dat het proces zorgvuldig moet plaatsvinden en dat wij onze achterban goed willen betrekken.'

Hoog over

Het plan lijkt hier en daar misschien 'wat hoog over', stelt ze, met name omdat het nog weinig houvast biedt. 'Maar als vakbond hebben we heel concrete invloed uitgeoefend. Zo hebben we er bijvoorbeeld op aangedrongen dat ook het hbo en mbo zouden aanschuiven aan de onderhandelingstafel. Dat is gelukt. De gesprekken waren in eerste instantie alleen met het primair en voortgezet onderwijs, later is het vervolgonderwijs ook aangesloten. Dat die verbindingen tot stand zijn gekomen, voorbij de klassieke schotten, zien wij als een belangrijke bijvangst. Het heeft onder meer ertoe geleid dat de werkdrukmiddelen die eerst alleen voor het primair en voortgezet onderwijs golden, nu ook beschikbaar komen voor medewerkers op gecombineerde vmbo/mbo-scholen.'

Er zijn al scholen die de deuren hebben moeten sluiten, omdat ze de bezetting niet rond krijgen. Zo hoog is de nood inmiddels

Daniëlle Woestenberg

Opleidingen

Veel uit het werkplan is nog onduidelijk. De punten moeten dit jaar nog verder uitgewerkt worden en vertaald in concrete voorstellen, samen met het veld. Het opleiden van leraren is er een van: wat moet er veranderen op de pabo’s en sluit het beroepsbeeld nog wel aan bij de huidige tijd? Woestenberg: 'Voor de versnellingsgesprekken die we met het ministerie van OCW hebben gevoerd, zijn we met een brede delegatie naar Finland geweest. In dat land heeft het beroep van leraar een totaal andere status. Het aanzien is er veel hoger. Dat heeft onder meer te maken met de kwaliteit van de opleidingen, die bekend staan om het hoge niveau. Maar ook het carrièrepad voor leraren is er anders. Zo kennen ze een onderscheid tussen klassendocenten en vakdocenten. Dat begint al in de opleiding, waar je de keuze kunt maken voor het een of het ander: het vakdidactische of juist de specialisatie in de pedagogisch begeleiding. Waarom zou zoiets niet in Nederland kunnen? Die verschillende keuzes kunnen het vak veel interessanter maken en ook aantrekkelijker voor meer mensen. Ook voor de aansturing door de leidinggevende biedt het kansen: je hebt een team op vakinhoud en een team op organisatieniveau.'

Regionale samenwerking

De inrichting van regionale samenwerking is een andere actie, waarmee de minister tempo willen maken. Criticasters vrezen echter dat leerkrachten en ander onderwijspersoneel daardoor vrijheden kwijtraken. Stel: iemand wil op een gereformeerde school of juist op een Jenaplanschool werken. Is die keuze er straks nog wel als ze bovenschools solliciteren?

Woestenberg: 'Leraren moeten natuurlijk geen speelbal worden van de schaalvergroting. Dat is ook helemaal niet de bedoeling ervan. Het is juist de insteek dat de loopbaanontwikkeling verbetert en dat er creatieve oplossingen komen. Denk bijvoorbeeld aan een docent die taalles geeft op de basisschool, daarnaast in het voortgezet onderwijs een aantal uur Nederlands, op het hbo literatuur en verder nog een NT-2 klas begeleidt', schetst ze een voorbeeld van hoe een leraar onder regionaal werkgeverschap zijn baan anders kan inrichten. 'Er ontstaan nieuwe kansen op deze manier.'

Heilige huisjes

De realiteit is dat sommige scholen inmiddels de deuren hebben moeten sluiten, omdat ze de bezetting niet rond krijgen. Zo hoog is de nood inmiddels. In heel Nederland staan ondersteuners voor de klas, net als uit het NPO gefinancierde gedetacheerden. Daarom lijkt het legitiem om de onderwijstijd aan te passen; nog een van de versnellingspunten uit het werkplan. Hoewel het een ‘knop’ is die relatief veel verschil kan maken in de verlaging van de werkdruk, bestaat de vrees bij mensen dat minder lesuren en de inzet van meer vakdocenten te koste zal gaan van de onderwijskwaliteit. Woestenberg ziet dat anders: 'De onderwijskwaliteit ís al in het geding. Klassen worden naar huis gestuurd, opgesplitst of vergroot; er gebeurt van alles om de bordjes in de lucht te houden.'

Ze vervolgt: 'We hebben een tekort van bijna tienduizend leraren, we kunnen simpelweg niet op de oude weg verder. Die paden zijn platter dan platgetreden. Het gaat er vooral om dat we met een open blik naar alle mogelijkheden en kansen kijken. Dat betekent dat we de heilige huisjes moeten durven loslaten.' Minder lesuren betekent bovendien niet automatisch minder kwaliteit, blijkt uit onderzoek. Daarnaast zijn de definities niet duidelijk, want wat valt onder de lestijd? En wat onder schooltijd? Wat moet echt door leraren gegeven worden? 'Als dat duidelijk is, kunnen scholen beslissen om hun schoolweek anders in te richten, bijvoorbeeld door inzet van meer vakleerkrachten voor handvaardigheid, gym en culturele vorming.'

Strategisch HRM

Een ander punt uit het versnellingsplan is het strategisch management: het binden, boeien en behouden van personeel. Woestenberg verwijst naar een grote enquête die CNV eind vorig jaar hield onder de leden uit het onderwijs. Op de vraag wat bepalend is waarom leerkrachten blijven of vertrekken, antwoordden startende docenten dat vooral de leidinggevenden daarin een rol spelen. 'Daarbij gaat het om het ontwikkelperspectief en de juiste balans tussen werk en privé. Is daar met de schoolleider het goede gesprek over te voeren, ja of nee?' Dat zit hem vooral in de 'mindset van de leidinggevende', zegt ze: het openstaan voor wat er leeft bij personeel en daar gehoor aan geven. 'Het is belangrijk dat leerkrachten zich kunnen en mogen uitspreken over wat ze anders zouden willen en wat ze nodig hebben om hun werk zo goed en gezond mogelijk te doen, ook met betrekking tot de thuissituatie. Zoals de zorg voor kinderen of ouders. Wij horen van leden dat die ruimte er vaak niet is, en dat zij zich murw voelen.' Daar zit dus veel ruimte voor verbetering, concludeert Woestenberg. 'In het verleden was het door tijd- en geldgebrek niet mogelijk die cultuur te creëren, maar nu de werkdrukgelden zijn uitgekeerd, is het belangrijk dat dit gebeurt.'

We hebben een tekort van bijna tienduizend leraren, we kunnen simpelweg niet op de oude weg verder

Daniëlle Woestenberg

Te veel op het bordje

Veel schoolleiders, vaak tot over hun oren in het werk, weten echter niet goed hoe ze de omslag moeten maken in het huidige tijdsframe, merkt de CNV Onderwijs-voorzitter. 'Er is geld om dingen te veranderen, maar hoe je dat dan vervolgens doet in de praktijk, blijkt heel lastig. Schoolleiders worstelen daar flink mee. Wij merken dat ze het liefst een handleiding willen van hoe ze het moeten aanpakken.' Dat het ingewikkeld is om tot concrete stappen te komen, heeft ook te maken met dat er enorm veel op het bordje van de scholen ligt. 'Dingen waarvan je je kunt afvragen of ze er wel op hóren te liggen.' Dat is met name te wijten aan de politiek en de tegenstrijdige signalen die worden afgegeven. Neem minister Wiersma, zegt Woestenberg. 'Hij zegt dat hij de aanpak van het lerarentekort en de werkdruk heel urgent vindt. Ik vond het daarom verbazingwekkend dat hij onlangs samen met minister Schouten met een pittig rapport kwam over het armoedebeleid. Daarin staan voorstellen over een schoolontbijt, het monitoren van leerlingen en gesprekken met ouders. Kortom: het zoveelste maatschappelijke probleem dat weer even op de scholen wordt afgewenteld. Maar waar moet iedereen de tijd vandaan halen? Wij hebben de minister daar meteen op aan gesproken.'

Afbakenen

Het is heel belangrijk dat schoolleiders, samen met hun team, grenzen stellen en gaan afbakenen, meent Woestenberg. 'Ze moeten gaan aangeven: tot hier en niet verder. Dat betekent bepalen wat er kan binnen de beschikbare tijd en inzet. Wat doen we wel en wat doen we vooral níet meer? Wat past bij onze visie? Dat zijn volgens mij dé vragen waarover scholen zich komende tijd moeten buigen en waarin keuzes gemaakt moeten worden. Doe wat je doet goed; laat dat het uitgangspunt zijn.' Het veelgehoorde geluid is dat de tijd ontbreekt op scholen om de gesprekken daarover met elkaar goed te kunnen voeren, weet ze. 'Het is een vicieuze cirkel waarin scholen zitten, maar schoolleiders en teams moeten af van het idee dat het om luxe zou gaan. Het is noodzaak. Niks doen is geen optie meer.'

Eigen ervaring

Woestenberg weet overigens waarover ze praat, vanuit eigen ervaring. Behalve frontvrouw van CNV Onderwijs is ze zelf docent op het vwo én moeder van vier kinderen. Haar zoontje is toevallig vrij vandaag vanwege een teamdag van school. Daarom werkt ze thuis. 'Mama, mag ik een boterham pakken?', klinkt het dan ook even tussendoor. Woestenberg: 'De school geeft aan het begin van het jaar altijd door welke dagen uitgeroosterd zijn voor de teambijeenkomsten, zodat we er als ouders ruim van tevoren rekening mee kunnen houden. Daarnaast krijgen we ook een brief, waarin staat wat ze op die dagen hebben gedaan met het team en wat de uitkomsten zijn. Wat mij betreft hét voorbeeld van hoe het moet: doen wat nodig is voor het team, ouders tijdig informeren en goed communiceren over het hoe en waarom. Heel klip en klaar. Ik kan daar als ouder alleen maar blij mee zijn.'

Onderwijsinspectie

Een van de redenen waarom scholen het ook lastig vinden om stappen te zetten, is de angst voor de onderwijsinspectie, weet ze. 'En dat is begrijpelijk, want geen enkele school wil een slechte aantekening.' Dat de minister recent heeft besloten tot meer inspectiecontroles, straalt bovendien niet uit dat er begrip is voor de worsteling van de scholen. 'Er is een klein aantal scholen dat onder de maat presteert. Het is goed dat daar wat aan gedaan wordt, maar voor de beeldvorming is het in deze transitieperiode, waarin iedereen stappen moet zetten, niet handig.'

Toch is het haar ervaring dat de inspectie er wel voor openstaat als scholen een goed verhaal en een goede reden hebben om af te wijken. Uit de recente enquête die CNV Onderwijs hield, kwam naar voren dat 85 procent van de scholen goede ervaringen heeft. 'Zo niet, dan gaan wij vanuit de vakorganisatie altijd de gesprekken met de Inspectie aan.'

Er is helaas geen one-fits-all-oplossing, zegt Woestenberg tot slot. 'Het zijn allemaal met elkaar communicerende vaten, die het ingewikkeld maken. Maar wat schieten we ermee op door in moeilijkheden te denken? Deze periode waarin veranderingen onvermijdelijk zijn, zorgt juist ook voor nieuwe kansen. Het vraagt wat lef, maar het kan veel brengen.'