Zij-instromers: van uitdaging naar kans

De rol van schoolleiders in het proces

Zij-instromers zijn cruciaal voor de aanpak van het lerarentekort in het voortgezet onderwijs, maar velen van hen stromen snel weer uit door een gebrek aan goede begeleiding. Schoolleider Gert Hulzebosch en expert Carry Quint delen hun inzichten over effectieve ondersteuning voor deze nieuwe docenten.

Gert Hulzebosch, schoolleider van het Greijdanus College in Meppel, herinnert zich zijn eigen vuurdoop als zij-instromer, zestien jaar geleden, toen hij techniekdocent werd. “Nadat mijn eerste jaar erop zat, zei mijn directeur: ‘je doet het goed, ik ben blij met je.’ Ik vroeg hem waarop hij dat baseerde, omdat we elkaar nooit spraken. Hij zei: ‘dat weet ik, omdat je er nooit iemand uitstuurt’.”

Destijds, vertelt Hulzebosch met een glimlach, was hij een van de eerste zij-instromers op zijn school. “Hoewel de begeleiding ontbrak, kon ik het dankzij een goede teamspirit redden. Het was een andere tijd, de tekorten speelden nog niet zo’n rol.”

Generieke verwachtingen

Vandaag de dag is de situatie radicaal anders. Veel nieuwe docenten komen via zij-instroomtrajecten het onderwijs binnen en vormen een belangrijk antwoord op het lerarentekort. Toch verloopt hun integratie vaak niet goed, waardoor ze binnen een paar jaar weer vertrekken. Het probleem is niet zozeer hun motivatie, maar een gebrek aan juiste begeleiding.

Carry Quint, expert opleiden zij-instromers en lid van de Programmaraad die alle onderwijsregio’s ondersteunt in de gezamenlijke aanpak tegen de tekorten, benadrukt: “Dé zij-instromer bestaat niet. Iedereen brengt een unieke achtergrond en leefsituatie mee. We moeten ons niet verliezen in generieke verwachtingen, want hun inzetbaarheid varieert sterk.”

Startpunt

Het startpunt voor het begeleiden van zij-instromers is de tripartiete waarin school, opleiding en zij-instromer gezamenlijk het traject uitzetten. “Maar daar gaat het dikwijls al mis,” stelt Quint. “De school moet niet alleen een werkplek zijn, maar vooral een leerwerkplek. Door personeelsproblemen zien veel scholen een zij-instromer vooral als nieuwe kracht, terwijl in werkelijkheid tijd, ruimte en begeleiding nodig zijn om het vak goed te leren.”

Samen optrekken

Zij-instromers doorlopen een intensief proces, waarbij ze studeren en voor de klas staan combineren. Dat vraagt om flexibele aanpassingen in studielast en werkdruk. ‘Wat kunnen we op dit moment van deze student verwachten?’ is volgens Quint dé vraag die steeds centraal moet staan. Niet alleen aan het begin, maar gedurende het hele traject. “Door regelmatig in gesprek te blijven, kunnen school en opleiding beter inspelen op de behoeften van zij-instromers en hen effectief ondersteunen.” Deze aanpak zorgt voor een vlotter proces, wat hun integratie in het onderwijs ten goede komt.

Schoolleiders hebben een sleutelrol in het traject, maar worstelen zelf ook

Carry Quint, expert opleiden zij-instromers en lid van de Programmaraad

Zelfverzekerd

Belangrijk om te beseffen, is dat zij-instromers vaak zelf het idee hebben dat ze direct volledig moeten functioneren, terwijl ze nog aan het begin staan van hun leerproces. “Deze professionals komen zelfverzekerd over,” zegt Quint, “maar ze hebben meestal nog een beperkt beeld van het beroep en de complexiteit van werkzaamheden. Hierdoor zeggen ze snel ja op verzoeken, zoals het mentorschap. Ze denken: ‘Ik moet dit kunnen, ik ben immers een volwaardige collega en krijg ervoor betaald.’ Daardoor ligt het risico op overbelasting altijd op de loer.”

Hulzebosch, eveneens lid van de Programmaraad voor onderwijsregio’s, voegt toe: “Deze mensen brengen levenservaring mee, maar hebben begeleiding nodig om realistische verwachtingen te stellen.”

Gouden regel

Een ander belangrijk punt is de werkprivé balans, die niet onderschat mag worden. Hulzebosch vertelt: “Mijn gouden regel is dat privé altijd voorop staat. Als het thuis niet goed gaat, lukt het leren ook niet.” De levensfase van de zij-instromer speelt hierin ook een rol: “Een veertiger met een gezin of zorgtaken is minder belastbaar dan iemand zonder die verantwoordelijkheden. Het in evenwicht brengen van de workload en de persoonlijke situatie verkleint het risico op uitval.”

Verschillende fases

De ondersteuning van zij-instromers moet meebewegen met hun ontwikkeling. Dit houdt in dat er niet alleen aandacht moet zijn voor de werk-privébalans, maar ook voor de verschillende fases van hun leerproces. In de beginfase worstelen velen met het aanpassen aan de nieuwe werkomgeving, onzekerheid en het vinden van hun beroepsidentiteit. “Het proces waarin ze zichzelf opnieuw moeten uitvinden, is intens”, weet Quint. “Hiermee moet rekening gehouden worden.” Naarmate de zij-instromer zich ontwikkelt, verschuiven de uitdagingen. “Elke fase brengt nieuwe concerns met zich mee,” vervolgt ze, “en daarom is maatwerk essentieel.”

Sleutelrol schoolleider

Schoolleiders hebben een sleutelrol in het succes van het traject. “Zij zijn eindverantwoordelijk en kunnen sturen op kwaliteit en kwantiteit, wat direct invloed heeft op het welzijn van de nieuwe collega’s”, stelt Quint. “Maar de werkelijkheid is dat veel schoolleiders zelf worstelen met de waan van de dag en de aanhoudende tekorten in het onderwijs.” Ze wijst bovendien op het gebrek aan ervaren schoolleiders: “Velen zijn zelf nog starter.”

De opleiding en begeleiding van zij-instromers vraagt om specifieke kennis, en vooral voor beginnende schoolleiders is de complexe regelgeving rondom de financiering een hindernis.” Dit spanningsveld bemoeilijkt een goede begeleiding van de zij-instromer.

Verantwoordelijkheid

Hulzebosch is zich ervan bewust dat hij een centrale rol heeft in het behoud van zij-instromers. “Het is ernstig dat een van de belangrijkste redenen dat beginnende leraren stoppen, de schoolleider is. De verantwoordelijkheid ligt bij ons om hen te ondersteunen,” onderstreept hij.

“Zonder goede begeleiding, is de kans reëel dat het traject mislukt, waardoor er weer iemand is verloren voor het onderwijs.” Hij beschrijft zichzelf als een co-creatief leider die obstakels wegneemt. “Dit kan variëren van het verminderen van taken tot het creëren van een veilige omgeving, waarin zij-instromers zich kunnen uiten.”

Vakbegeleider

Essentieel in de ondersteuning is een ervaren vakbegeleider. Quint: “Er komt enorm veel op zij-instromers af. Ze hebben iemand nodig om inhoudelijk mee te sparren en structuur aan te brengen.” In de praktijk blijkt dit echter lastig, vooral bij de tekortvakken. Daar ontbreken geregeld geschikte vakbegeleiders. “Scholen zetten dan soms een collega uit een ander vakgebied in, maar een scheikundedocent als begeleider voor een natuurkundezij-instromer is verre van optimaal.”

Hulzebosch beaamt: “Zij-instromers moeten kunnen leunen op vakgenoten voor vakdidactiek en ontwikkeling van lesmateriaal. Ik rooster hen voor een deel dubbel in, zodat er daadwerkelijk tijd is om daarmee bezig te zijn.” Tekorten vangt hij onder meer op met gepensioneerden. “Dat werkt goed, maar ik zet hen niet in als vakbegeleiders, vanwege de ontbrekende continuïteit.”

Steunfront

Het Greijdanus College maakt deel uit van opleidingsschool IJssel-Veluwe; een samenwerking van zes scholen in de regio Zwolle en lerarenopleiding Windesheim. Hulzebosch legt uit hoe de steun op zijn school is geregeld. “Zij-instromers hebben behalve een vakbegeleider een docentbegeleider en kunnen altijd bij de teamleider binnenlopen.” Verder zijn er lesbezoeken en regelmatige driehoeksgesprekken met de zij-instromer, docentbegeleider en hemzelf. “Zo kunnen we snel ingrijpen als iemand vastloopt.”

Quint benadrukt het belang van een solide begeleidingsstructuur. “Schoolleiders moeten vertrouwen opbouwen en een veilige omgeving creëren. Dat is essentieel voor het leerproces.” Lesbezoeken laten volgens haar zien dat de inzet van de zij-instromer wordt gewaardeerd en bevorderen hun ontwikkeling.

Hulzebosch voegt toe: “Belangrijk is om hen te motiveren zonder het zelfvertrouwen aan te tasten. Dit houdt in dat we ons moeten focussen op wat goed gaat en hen stimuleren om te groeien.”

Schaamte voorbij

Omdat zij-instromers ervaren en volwassen zijn, kan het lastig voor hen zijn te erkennen dat ze nog veel moeten leren. “Vaak schamen ze zich ervoor om te tonen dat ze worstelen. Ze denken dat ze falen”, zegt Hulzebosch. “Dat is precies waar wij als begeleiders alert op moeten zijn. We moeten hen helpen die gêne te overwinnen en hun leerbehoeften bespreekbaar te maken. Dit betekent dat we ze voortdurend geruststellen en duidelijk maken dat iedere starter hier doorheen gaat.”

Quint bevestigt dat het cruciaal is om het gevoel van falen te ondervangen: “Zij-instromers moeten weten dat er altijd iemand is die naar hen omkijkt. Als zij het gevoel hebben dat ze in de kou staan, kan dit leiden tot terugtrekking en uiteindelijk tot uitval.”

Hulzebosch vult aan: “Daarom is regelmatig contact belangrijk: Hoe gaat het met je? Waar loop je tegenaan? Welke hulp heb je nodig?”

Vastlopen

Hulzebosch let scherp op signalen dat de startende docenten dreigen vast te lopen en betrekt daar zo snel mogelijk collega’s bij. “Door het open te trekken, voorkom je dat ze overweldigd raken en zorgt het team ervoor dat de zij-instromer zich geen buitenstaander voelt.” Maar alleen praten is niet altijd genoeg. Het gaat ook om actie, zoals het bijstellen van lesuren en taken. “Als zij-instromers ervan wakker liggen, is het zaak om in te grijpen. Het leren moet uitdagend zijn, maar ook behapbaar. Daarin zie ik een grote rol voor mezelf als schoolleider.”

Hij raadt zij-instromers meestal aan om het eerste jaar nog niet te starten met de opleiding, maar eerst de tijd te nemen om op school te landen. “Leer je collega’s kennen, bouw een basisstructuur. Later kun je het werk combineren met de opleiding. Zonder die basis wordt het te zwaar.

Quint merkt op: “Maar dat werkt alleen als er goede begeleiding is op de werkplek.”

Cultuurverandering

Schoolleiders dienen zich ook bewust te zijn van de kijk van ervaren collega’s op zij-instromers. “Er is soms dedain, alsof zij-instromers geen echte vakgenoten zijn, omdat ze uit een ander beroep komen”, weet Quint. “De houding is dan: eerst maar eens zien of ze het kunnen waarmaken. Hierdoor voelen deze nieuwe collega’s zich minder welkom. Dat is jammer, want ze brengen juist extra’s mee, zoals levenservaring en frisse perspectieven. Het is belangrijk dat dit erkend en gewaardeerd wordt.”

Daarnaast roept de verkorte opleiding ook scheve gezichten op bij collega’s, die de traditionele opleiding hebben doorlopen. “Zij hebben niet altijd door hoeveel zij-instromers bijdragen aan het team en de leerlingen”, aldus Quint. “Het vraagt om een cultuurverandering, waarin we zij-instromers niet alleen als nieuwe collega’s zien, maar als waardevolle toevoeging aan het onderwijs.”

Zij-instromers moeten bij jou als schoolleider durven uithuilen

Gert Hulzebosch, schoolleider Greijdanus College

Sociale integratie

Hulzebosch onderschrijft dit en ziet het als zijn taak om nieuwe docenten ook sociaal goed te integreren. “Bij het brugklaskamp na de zomervakantie vragen we hen altijd mee. Dit helpt ze om collega’s in een informele setting te leren kennen en creëert meteen een band. Ook hebben we bijvoorbeeld twee appgroepen: een voor praktische informatie en een andere voor gezelligheid.”

Structurele crisis

Feit is dat de begeleiding van de zij-instromers plaatsvindt in een structurele crisissituatie. “Scholen hebben dringend behoefte aan meer mensen voor de klas, terwijl ze ook capaciteit moeten vrijmaken voor het opleiden van nieuwe docenten. Die vicieuze cirkel maakt het ingewikkeld en vraagt om nieuwe benaderingen”, meent Quint. Ze wijst op de voordelen van regionale samenwerking. De regio Kennemerland-Groot Amsterdam heeft volgens haar bewezen dat bovenschools organiseren winst kan opleveren. “Daar zijn korte lijnen tussen scholen en opleidingen, en is een stevige ondersteuningsstructuur opgezet die het zij-instroomtraject van A tot Z dekt.” Een goed voorbeeld hiervan is het platform Talent als Docent, dat professionele hulp biedt aan zij-instromers en hun begeleiders. Daarnaast is er een soort ‘eerste hulp voor ongelukken’- trainingsaanbod dat helpt voorbereiden op de eerste stappen in de school.

Regionale samenwerking

Door de regionale samenwerking wordt specialistische kennis gebundeld en ontstaat een collectief geheugen, wat leidt tot gerichte en consistente begeleiding van zij-instromers. Ook biedt de bovenschoolse aanpak uitkomst bij tekorten in vakbegeleiding. Quint: “Het is beter een zij-instromer te koppelen aan een vakgenoot op een andere school dan er een van een ander vakgebied in te zetten.”

Creativiteit

Ook creatieve oplossingen kunnen uitkomst bieden bij het creëren van opleidingscapaciteit, zoals het anders organiseren van het onderwijs volgens haar. “Door bijvoorbeeld onderwijsassistenten voor bepaalde taken in te zetten die docenten ontlasten, komt er ruimte vrij voor begeleiding.” Bovendien ziet ze mogelijkheden om boventallig op te leiden: “Scholen met voldoende capaciteit kunnen zo bijdragen, zodat er toch nieuwe mensen instromen.”

Subsidiestromen

Hulzebosch heeft als schoolleider geleerd inventief om te gaan met subsidiestromen en andere middelen om het werk van zij-instromers behapbaar te houden. “Samen met een HR-adviseur hebben we het bijna als een hobby gemaakt om uit te zoeken welke financieringsmogelijkheden er zijn. Neem het zij-instroomtraject. Dat is een mooi middel om de opleiding van te betalen en tijd in te kopen”, vindt hij.

Vrijstellingen

Hoewel het zij-instroomtraject aanzienlijke kansen biedt, zijn er ook kanttekeningen. Studenten stuiten in de praktijk vaak op stroperige bureaucratie, met name bij het EC-traject. “Het aanvragen van de vrijstellingen betekent een hele papierwinkel en strenge voorwaarden voor de bewijslast”, zegt Hulzebosch. “En toch komt het regelmatig voor dat iemand met zeer ruime ervaring als basisschoolleerkracht vakken moet doen die eigenlijk onnodig zijn. Dit geeft onbalans in een al intensief traject en leidt tot frustratie.”

Praktijk versus studie

Ook strikte opleidingseisen kunnen demotiverend werken, zeker als deze losstaan van de prestaties in de praktijk. “Denk aan een zij-instromer die uitstekend functioneert bij ons op de werkvloer, maar veel verslagen moet inleveren en ze dan ook nog eens terugkrijgt vanwege kleine details. In zulke gevallen grijp ik soms in als ik merk dat ze erop leeglopen”, aldus de schoolleider.

Basis- en vakbekwaam

Om de aansluiting op de praktijk te verbeteren, ziet Quint kansen voor meer flexibiliteit in het bevoegdhedenstelsel. “Een fasering van de opleidingen kan helpen”, verwacht ze. “Zij-instromers kunnen na de algemene basis stoppen en ervaring opdoen, met de vaardigheden op zak die voor hun werk volstaan. Later kunnen ze met meer vlieguren doorleren. Vergelijk het met de splitsing tussen basis- en vakbekwaam bij schoolleiders; het geeft meer lucht.” Dit kan het leerproces voor zij-instromers meer behapbaar maken en hen ondersteunen in hun ontwikkeling als nieuwe docenten.

Oriëntatiefase

Winst valt ook te behalen in de oriëntatiefase, die cruciaal is voor een realistisch beeld van het werk in het onderwijs. “Het proces verloopt vaak willekeurig”, zegt Quint. “Iemand kan geïnteresseerd zijn in het leraarschap, maar niet met de juiste mensen in contact komen.” Volgens haar biedt een regionaal informatieloket mogelijk een oplossing.

Hulzebosch voegt toe: “Als je tijdens de oriëntatie al merkt dat iemand het beroep romantiseert of als uitweg zoekt uit de huidige baan, kun je een verkeerde keuze voorkomen.”

Primair proces

Behalve deze praktische uitdagingen vraagt het begeleiden van zij-instromers om een bredere visie op het onderwijsproces. Traditioneel draait het primaire proces op scholen om het bieden van goed onderwijs aan leerlingen. Quint pleit voor een tweeledige benadering. “Naast de onderwijskwaliteit is het essentieel dat ook het aantrekken, opleiden en behouden van leraren in opleiding de hoogste prioriteit krijgt,” stelt ze. “Schoolleiders realiseren zich vaak wel dat deze docenten ondersteuning nodig hebben, maar maken er nog geen primaire taak van. Toch is de kwaliteit van onderwijs direct gekoppeld aan de stabiliteit en ontwikkeling van hun lerarenteam.”

Oprechte aandacht

Uiteindelijk, bovenop deze organisatorische en praktische veranderingen, blijft volgens Quint en Hulzebosch één element cruciaal: oprechte aandacht voor de zij-instromer. “Zij moeten bij je durven uithuilen”, meent Hulzebosch. “Ze moeten voelen dat je écht naar hen luistert, en niet tevreden bent met een oppervlakkig ‘hoe gaat het?’.”

Quint vult aan: “Deze nieuwe collega’s moeten weten dat ze gezien worden en hun worstelingen vrij kunnen delen. Alleen zo voelen ze zich gesteund in hun ontwikkeling en blijven ze gemotiveerd.”