Als ik voorlichting geef over agressie wil ik graag dat deelnemers de ergst mogelijke reactie verzinnen voor een collega die doelwit werd van agressie op het werk. Ik gebruik dan (mijn fictieve) tante Corrie als voorbeeld hoe het niet moet. Stel dat haar collega tijdens het werk werd uitgescholden door een klant, dan zou haar reactie zijn: ‘Dat is helemaal niets vergeleken bij wat ik heb meegemaakt. Ik ben door een groep na werk opgewacht en het ziekenhuis ingeslagen.’ Tante Corrie is namelijk dol op het prikkelen van haar nucleus accumbens, het genotscentrum in ons brein. Dat draait overuren als je veel over jezelf praat. In plaats van het opvangen van haar collega is zij meer met zichzelf bezig. Het vervelende is dat dit tante Corrie-gedrag een onbedoeld bijeffect heeft. Medewerkers die ‘slechts’ verbale of psychische agressie ondervonden, denken dat de lat bij fysieke agressie ligt. Zij houden in het vervolg hun mond in het bijzijn van tante Corrie. Want wat zij heeft meegemaakt, dát is pas echt erg.
Het is een van de fnuikende problemen bij organisaties waar medewerkers hun grens dusdanig hebben verlegd dat ze denken dat agressie begint bij fysiek geweld, zoals schoppen, slaan, bijten, duwen en trekken. Agressie begint meestal bij verbale agressie, zoals vernederen, beledigen en discrimineren en op de tweede plaats met psychische agressie, zoals bedreigen en intimideren.