‘Mijn eigen ervaring met armoede is een meerwaarde in mijn werk’

Een inspirerend gesprek met Tim ’S Jongers, adviseur over de kloof tussen arm en rijk

Tim ’S Jongers adviseert de overheid over de kloof tussen arm en rijk. Zelf kent hij die arme kant van huis uit maar al te goed. ‘Ik groeide op in een situatie van armoede en bestaansonzekerheid, in een gezin met weinig sociaal-cultureel kapitaal.’ Zijn eigen ervaringen voeden hem nu in zijn werk: ‘Ik vóel het. Ik denk dat dat een meerwaarde is voor mijn werk.’

‘S Jongers (39) staat aan de wieg van het boek Gezichten van een onzeker bestaan: geen advies met analyses en conclusies, maar gesprekken met vijftien mensen over hun leven in armoede. ‘Hier komen de mensen aan het woord waar het beleid over gaat. En dat maakt van alles los’, zegt ’S Jongers. ‘Beleidsmakers gaan reflecteren op hun visie, normen en waarden als het gaat om armoede. Dat vind ik mooi.’

Geld voor schoenen

Hij groeide op vlakbij Antwerpen, bij ouders die vlak na zijn geboorte in een langdurige vechtscheiding terecht kwamen. Hij bleef bij zijn moeder, een vrouw met weinig sociaal-cultureel kapitaal, zoals hij zelf zegt. Het betekende diepe armoede en daarmee bestaansonzekerheid: als er geen geld was voor schoenen ging ’S Jongers niet naar school. Zijn moeder hertrouwde daarna met een alcoholist. Dat maakte de situatie er niet beter op. De jonge Tim zorgde voor zijn kleine zusje. Toen er vier kinderen in het gezin waren, volgde er weer een scheiding en werd de armoede nog schrijnender. In de Volkskrant beschrijft ’S Jongers zijn situatie: ‘Huisje van 40 vierkante meter, een douche was er niet, de wc was een gat in de tuin. Het is amper in te beelden in de jaren negentig. Het ging goed met de wereld, maar niet met ons.’ Hij deed er alles aan om zijn moeder te helpen: zo ging hij hondenhokken schoonmaken toen hij een jaar of 12 was voor €2,50 tot €3,- per avond.

Stigmatiserend

Tim was een slimme jongen en na de basisschool kon hij naar het vwo. ‘Maar dat ging mis. Ik had niet de middelen, de tijd en de ruimte om aandacht te besteden aan school. Had ook geen enkele stimulans vanuit huis om er serieus mee bezig te zijn. Ik kwam op het laagste schoolniveau terecht, het praktijkonderwijs. Toen ging het echt mis. Ik werd totaal niet geprikkeld of uitgedaagd, ging me vervelen, werd baldadig en ging criminele dingetjes doen om aan geld te komen. Na twee jaar kreeg ik een schop onder mijn kont van de nieuwe vriend van mijn moeder. Die zag dat er meer in zat en zorgde ervoor dat ik naar een hoger schoolniveau kon. Idealiter komen die sleutelfiguren uit je eigen gezin, dat was bij mij niet zo, maar gelukkig waren er wel anderen. Op school werd ik trouwens niet echt opgemerkt, want daar zaten eigenlijk alleen maar kinderen met problemen. Wel ben ik een paar keer uit de klas gehaald om te praten met de schoolmaatschappelijk werker, maar hoe stigmatiserend wil je het hebben?!’

Ergens verwacht worden, liefde voelen, is zo belangrijk

Tim ’S Jongers

Verwacht worden

Op zijn 18e verlaat Tim het ouderlijk huis en gaat met goed vinden van Jeugdzorg op zichzelf wonen. Hij heeft geen geld om te gaan studeren aan een hogeschool en zoekt zijn toevlucht in een baan bij de landmacht. Daar begint hij ook pas echt fysiek te groeien. Aan de Volkskrant vertelt hij: ‘Alle stress in mijn jonge leven had mijn fysieke ontwikkeling gigantisch belemmerd. Als je psychische ontwikkeling een ramp is, is je fysieke ontwikkeling dat ook. Later zou ik ontdekken dat ik een deprivation dwarf was.’ Op zijn 23ste neemt hij de stap om zich te laten helpen door therapeuten en instellingen. Het kost hem veel geld, wat schulden veroorzaakt, en resulteert in heel hard werken en ‘verdwaald rondlopen in de samenleving, destructief gedrag en slow suïcide’, zoals hij het zelf noemt. ‘Gelukkig had ik mensen om me heen, liefde, ik werd verwacht. Dat is zo belangrijk! Als je geen liefde voelt, als je niet verwacht wordt, heb je het gevoel dat je niks te verliezen hebt en ga je risico’s nemen met je leven.’ Tim ging politieke wetenschappen studeren en werken in de daklozenopvang.

Meerwaarde

‘Nee, ik geloof niet dat ik mijn achtergrond van armoede heb besproken in mijn sollicitatie’, zegt ’S Jongers over zijn werk bij de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving. ‘Ik wil niet gezien worden als de man die deze functie heeft gekregen omdat hij vroeger zo arm was.’ Wel denkt hij dat het meerwaarde heeft dat hij deze achtergrond heeft. ‘Ik heb er gevoel bij en dat breng ik mee. Over het algemeen is er weinig inlevingsvermogen bij de mensen die het beleid maken in de mensen voor wie het beleid is. Als je een advies schrijft over bestaansonzekerheid, kun je er over gaan lezen, televisieprogramma’s over kijken, andere onderzoeken raadplegen. Dat geeft een bepaald soort kennis. Maar écht dichtbij komt dat niet. Ik denk dat het gevoel dat ik er bij heb een meerwaarde is in mijn werk en dat het argumenten extra kracht bij kan zetten. We verwachten van een kok toch ook dat hij af en toe van zijn eigen saus proeft?’

Kleine verhalen

Zijn collega’s zeggen over hem dat hij in staat is om grote verhalen terug te brengen tot kleine verhalen van mensen waar het om gaat. ‘Dat kan ik omdat ik één van hen ben, of ben geweest, het is maar hoe je het ziet. Zo maakten we bijvoorbeeld een keer een advies over daklozen, waarin het geven van een huis als oplossing werd gezien. Dan denk ik: “Nee, doe dat vóórdat iemand dakloos wordt. Als iemand eenmaal dakloos is geworden, heeft hij al zo veel meegemaakt, dat het geen huisvestingsprobleem meer is, maar een zorgvraagstuk.’ Hij schudt zijn hoofd, zegt: ‘De afstand tussen leefwereld en systeemwereld is zo groot geworden! Dat is niet per definitie slecht, maar zorg er wel altijd voor dat je praat met de mensen waar het beleid voor bedoeld is. Niet met directeuren van organisaties, nee, met de mensen waar het over gaat! En niet om even je plannen te toetsen, nee, als startpunt.’

Social case manager? Je wilt toch geen social case genoemd worden?!

Tim ’S Jongers

Aversie

Hoe hij zijn eigen gezin had kunnen helpen in zijn huidige adviesrol, vindt hij een moeilijke vraag. ‘Als de overheid op de stoep zou hebben gestaan om te vertellen hoe het allemaal moet, zou dat bij mij een aversie hebben opgeroepen’, grinnikt hij. ‘Nee, ik zou geen hulp hebben gewild van de overheid. Je kúnt ook niet elk gezin helpen denk ik. Maar door anders naar mensen te gaan kijken, andere normen te hanteren, kan er wel iets veranderen.’ ’S Jongers zoekt het meer in sámenleven: ‘Omkijken naar elkaar, een hand op iemands schouder, ergens verwacht worden. Het zijn de kleine dingen die het doen. En wat verwacht hij van de overheid? Ophouden met structuren overeind houden waarin je jarenlang schulden kan blijven opbouwen. Ophouden met tien hulpverleners op één gezin. Nu is de kreet Éen gezin één regisseur. Maar je wilt toch niet een regisseur? Regisseurs maken films, die maken geen gezinnen. En zoiets als een social case manager! Je wilt al geen social case genoemd worden en je wilt al helemaal geen manager.’ Hij lacht voluit. ‘Er is ook af en toe wat coulance nodig. Ik sprak laatst een gezinshulp over een alleenstaande vrouw met zeven kinderen, van wie vier gehandicapt, mét sollicitatieplicht. Je hebt echt geen social case manager nodig om te snappen dat dat niet klopt. Met welke norm kijk je naar zo’n vrouw? We kunnen van eenbenigen niet verwachten dat ze meelopen in de race van de tweebenigen. Laten we gaan investeren in mensen in plaats van in systemen.’

Reacties

Er zijn nog geen reacties, wees de eerste!

U
Error