Brandweervrijwilliger Jelle Peeringa uit Leeuwarden zal het niet snel vergeten: de dag dat hij met zijn collega’s uitrukte om een beknelde vrachtwagenchauffeur te bevrijden. ‘Het leek erop dat zijn benen geamputeerd moesten worden. Het wrange was: zijn vrouw lag op dat moment in het ziekenhuis te bevallen. We hebben alles op alles gezet om de man te bevrijden, waardoor hij een uur later naast zijn vrouw en kind in het ziekenhuis zat, mét zijn beide benen er nog aan. Op zulke momenten weet je: hier doe ik het voor.’ Want mensen helpen in situaties waar je als team het verschil kan maken geeft, dat geeft Peeringa een kick. Hij kwam in contact met dit bijzondere vrijwilligerswerk toen hij een keer met een vriend meeging. Hij wist het direct: dit beroep paste bij hem. Inmiddels is de Fries naast zijn vrijwilligerswerk ook in dienst bij de brandweer: ‘Ik heb van mijn hobby mijn beroep gemaakt.’
Europese regels overtreden
Peeringa is een van de vrijwilligers die sinds de jaren negentig een professionaliseringsslag hebben gemaakt. Er is geen verschil meer in de werkzaamgeden van een vrijwillige of beroepsbrandweerman. De vrijwilligers hebben duidelijk de overhand. Inmiddels beslaan zij ongeveer 80 procent van het brandweerpersoneel. Sommige kazernes worden zelfs alleen door vrijwilligers gerund. Zij krijgen dezelfde opleiding als hun betaalde collega’s, wat Peeringa logisch vindt: ‘Als je een woningbrand moet blussen, moet je erop kunnen rekenen dat iedereen dezelfde capaciteiten in huis heeft om dit te doen.’ Maar volgens het Europees arbeidsrecht klopt deze formule niet helemaal. Als aan vrijwilligers dezelfde eisen worden gesteld als de beroepsbrandweerlui, dan moeten ze dezelfde arbeidsvoorwaarden krijgen. Óf de taken moeten veranderen, zodat ongelijk werk ongelijke arbeidsvoorwaarden rechtvaardigt.
Taakdifferentiatie
Dat laatste is uitgedacht in een speciale denktank die is ingesteld door demissionair minister Grapperhaus van Justitie en Veiligheid. In deze zogenaamde taakdifferentiatie worden verschillende stappen onderscheiden. In een stap worden in de toekomst alleen beroepskrachten verplicht te komen bij een melding, vrijwilligers niet. In de volgende stappen wordt er onderscheid gemaakt tussen taken en opleiding. Zowel vrijwilligers als beroepsbrandweerlieden mogen aanvullende taken naast de basistaken uitvoeren. Bij specialistische taken (zie kader) ligt dit anders: in het plan van de denktank mogen vrijwilligers één specialistische taak uitvoeren. Als meerdere specialistische taken nodig zijn, krijgt de vrijwilliger een parttime beroepsaanstelling.
Krappe bezetting
Deze taakdifferentiatie heeft een aantal haken en ogen: veel vrijwilligers vinden de gelijke opleiding en werkzaamheden een belangrijke reden om überhaupt vrijwilliger te zijn. Uit documenten van het Veiligheidsberaad blijkt dat 15 procent van de brandweervrijwilligers dreigt ermee te stoppen als de voorgenomen hervorming doorgaat. Nieuwe vrijwilligers werven en trainen duurt lang en is kostbaar. Terwijl die mankracht wél nodig is, want de Algemene Rekenkamer waarschuwde het ministerie van Justitie en Veiligheid voor de huidige krappe bezetting van de brandweer. Er was maar nét voldoende capaciteit om twee grote natuurbranden in 2020 te bestrijden. Wil de vrijwilliger dezelfde opleiding en werkzaamheden behouden, dan zou de brandweer een parttime aanstelling moeten aanbieden. Maar volgens Peeringa zullen veel vrijwilligers hier niet voor warmlopen: ‘Zzp’ers zitten bijvoorbeeld niet op een contract te wachten, voor hen is het belastingtechnisch onvoordelig om in dienst te komen. Mensen die al wel een baan hebben, krijgen met een parttime functie bij de brandweer te maken met de arbeidstijdenwet. Ik denk dat een baas niet blij is als iemand ’s ochtends niet komt opdagen, omdat hij ’s nachts een brand had te blussen en daarna voldoende rust moest pakken.’
Vooraanstaande brandweerzorg
Omdat Peeringa naast zijn vrijwilligerswerk ook in dienst is bij de brandweer, kan hij ook met een professionele pet op naar de situatie kijken. ‘Als je er van een afstandje naar kijkt, is het toch raar dat we hetzelfde werk doen en anders beloond worden. Ik kan me herinneren dat in de crisis van 2008 Nederlandse vrachtwagenchauffeurs uit hun dak gingen omdat hier goedkopere chauffeurs uit Polen en Hongarije aan het werk gingen. Je verpest er toch een beetje de arbeidsmarkt mee. Aan de andere kant hebben we een brandweerzorg die tot de meest vooraanstaande in de wereld behoort. Mede dankzij de vrijwilligers.’
Het schuurt dat de brandweer zoveel leunt op vrijwilligers, beaamt ook Jan Pol, voorzitter van de Sectorgroep Brandweer van CNV Overheid. Maar hij merkt ook dat de voorgenomen taakdifferentiatie niet bij iedereen in de vrijwilige achterban goed valt: ‘De vrijwilligers willen geen “tweederangs brandweer” worden, die hooguit wat blust en slangen opruimt.’
Nieuwe cao
Pol is als onderhandelaar betrokken bij de nieuwe cao die voor brandweerlieden zal gelden. Hierbij zal voor het eerst de Europese regelgeving een rol gaan spelen. ‘De vrijwilligers vallen onder de 0-urencontracten, en daar zijn we als vakbond eigenlijk op tegen,’ vertelt hij. ‘We zijn aan het uitzoeken hoe we hier een andere constructie voor vinden.’ Het belangrijkste speerpunt in de onderhandelingen is dat de veiligheid van zowel de Nederlandse burgers als de beroeps brandweerlieden gegarandeerd wordt. Pol: ‘Het is niet de bedoeling dat je goed blusmateriaal en goede wagens hebt, maar onvoldoende opgeleide mensen op een brand kunt afsturen, omdat er vrijwilligers bij zitten die net niet de juiste specialisatie bezitten.’
Voldoende animo
En wat als de vrijwilligers door de taakdifferentiatie massaal de brandweer verlaten? Zijn die vacatures dan makkelijk te vervullen door beroepskrachten? Pol denkt van wel: ‘Hier in Groningen is hadden we onlangs 9 vacatures voor brandwachten, waarop we 500 aanmeldingen kregen.’ Er is dus voldoende animo om bij de brandweer te gaan. Met een grote máár: wie gaat al die brandweerlieden betalen?
‘Gemeentes hebben daar de middelen niet voor’, legt hij uit, ‘we streven ernaar dat dit gefinancierd wordt vanuit de overheid’. De vakbondsman denkt dat er best creatieve mogelijkheden zijn. ‘Een uurvergoeding van een uitruk van een vrijwillige manschap is €25,34 brutpo per uur en van een bevelvoerder €35,05 bruto per uur. Een beroepsbrandweermedewerker heeft als manschap schaal 7 en als bevelvoerder schaal 8. Als men dit omrekent, blijkt dat een uurprijs van een vrijwilliger rond de 20 procent hoger ligt. Misschien kan hier het verschil in gemaakt worden.’
Uniek systeem
Ondertussen bestaat er ook een kans dat de hervorming van de Nederlandse brandweer alsnog van de baan gaat. Ondanks dat minister Grapperhaus van alles onderneemt en laat onderzoeken om te voldoen aan de Europese richtlijn, ziet de Tweede Kamer het anders. Volgens Kamerleden wordt die verkeerd geïnterpreteerd. ‘De richtlijn is bedoeld om uitbuiting te voorkomen. Maar waar is hier sprake van uitbuiting?’, werpt PVV-parlementariër Lillian Helder op in een debat. De Tweede Kamer toonde zich unaniem boos over de plannen van de minister om meer onderscheid aan te brengen tussen vrijwilligers en beroepsbrandweerlieden. De Kamerleden willen daarom dat de situatie blijft zoals hij nu is: dezelfde taken voor vrijwilligers en beroepsbrandweermannen. Ook de regeringspartijen vinden dat de Europese richtlijn verkeerd wordt uitgelegd. Grapperhaus bepleit de komende tijd in Brussel dat het Nederlandse systeem uniek is, en in stand zou moeten blijven. Het laatste woord is hierover dan ook nog niet gezegd.