Cynthia is begin deze eeuw geruime tijd behoorlijk ziek geweest. Dat was in de tijd dat de WAO nog bestond, de wet waarop langdurig arbeidsongeschikten na 52 weken ziekte een beroep konden doen. Deze wet wijkt op veel punten aanmerkelijk af van de WIA, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, die nu zo’n jaar of twintig de opvolger is van de WAO. Cynthia was na 52 weken nog steeds ziek, waarna zij volledig werd afgekeurd.
Recht op stukje uitkering
Gelukkig herstelde ze daarna vrij snel. Ze bleef bij haar werkgever in dienst en slaagde erin stukje bij beetje haar uren weer op te bouwen. Sterker nog, halverwege 2004 werkte zij weer haar vertrouwde 24 uren per week. Door de jaren heen ontving Cynthia nog wel post van het UWV, maar veel acht sloeg zij daar niet op. Ze was volledig aan het werk, wat moest de uitkeringsinstantie nog van haar? Totdat zij de brieven wat beter ging lezen en de conclusie trok dat zij al die jaren recht was blijven houden op een klein stukje WAO-uitkering. En het kon niet anders dan dat dit stukje uitkering aan haar werkgever betaald werd.
Niet serieus genomen
Natuurlijk legde Cynthia de situatie eerst aan haar werkgever voor. Haar werd verzekerd dat er geen bedragen van het UWV binnenkwamen. Ze had niet direct de indruk dat de onderste steen boven was gehaald en ze voelde zich niet serieus genomen. Ze nam contact op met een jurist van CNV die gelukkig nog de nodige ervaring met de systematiek van de WAO had. De jurist kwam al snel tot dezelfde conclusies als Cynthia zelf; haar werkgever ontving al jarenlang betalingen die bedoeld waren voor hun klantmanager.