Hoe dragen jullie in coronatijd bij aan het draaiende houden van de maatschappij?
‘Door gewoon door te werken, zeven dagen per week’, zegt Van Wijnen. ‘We hebben het veel drukker, want door al dat thuiswerken, is er meer vuilnis. In het begin zaten bijvoorbeeld de gft-kliko’s overvol, want toen ging iedereen opeens zijn tuin doen. Er stond ook veel meer afval naast de prullenbakken en containers.’ Merhai bevestigt dat: ‘Ik maak heel veel overuren, lange dagen, ook tijdens weekenden. Dat eist de werkgever van ons, omdat er nu eenmaal niet genoeg personeel is, dus ik begrijp dat wel. Doordat mensen meer thuis werken, zijn we beter zichtbaar en dus benaderbaar. We worden veel meer aangesproken door mensen, vaak met klachten. Ik maak er een sport van om ze dan duidelijk te maken hoe het komt dat de kliko of container nog niet geleegd is.’
Wat maakt jullie werk mooi en belangrijk?
Van Wijnen: ‘Wij zorgen voor een schone en gezonde leefomgeving. Als mijn collega’s en ik niet meer zouden werken’, hardop lachend ‘wil je niet weten hoe het er op straat uit gaat zien! Ik kan echt trots zijn op mijn werk, als ik zie hoe mijn wijk eruit ziet als ik langs ben geweest.’ Merhai kent dat gevoel: ‘Het resultaat, het effect maakt het werk voor mij mooi. Eerst zat de prullenbak vol en na onze komst niet mee. En zonder dat mensen zich het realiseren, zijn wij al preventief de weg op geweest om gladheid te bestrijden. Mooi toch?’
Waarom verdient de publieke sector meer?
‘Omdat veel burgers niet voldoende weten wat wij allemaal doen’, vindt Merhai. ‘Wij verdienen dat ze daar meer inzage in krijgen. Wij verdienen ook meer erkenning door bijvoorbeeld een beter salaris, maar ik zou vooral willen dat er geïnvesteerd wordt in extra personeel en beter materieel.’ Van Wijnen vult aan: ‘Omdat wij, als vuilnismannen en - vrouwen zeven dagen per week doorwerken. Wij hangen met onze neus boven stapels mondkapjes en lopen kans op besmetting. Sowieso zou ik graag eens wat meer waardering voor ons werk willen, dat er eens wat beter over ons gedacht en gepraat wordt. Daar kan de politiek het goede voorbeeld in geven.’