Hij had het zich zo mooi voorgesteld, vertelt Verhoef, lachend terugdenkend aan zijn jongere zelf. ‘Ik zat in het vierde jaar van mijn opleiding Veiligheidskunde bij Hogeschool Avans. Van tiener af aan speelde ik al in een bandje. De songs schreef ik altijd zelf, samen met de andere jongens. Het bandje stopte op een gegeven moment, zoals dat vaak gaat na de middelbare school. Iedereen waaierde uit. Daarmee hield ook het maken van liedjes op voor mij.’ Maar het schrijven zelf kwam niet ten einde. Dat bleef doorgaan. ‘Het werden gedichten. In mijn hoofd is het altijd onrustig: vragen over het leven en de mensheid, de zin en onzin van onze westerse maatschappij. De hersenspinsels en creatieve ideeën gaan altijd maar door. Door te schrijven kalmeert mijn geest, en komen ook de antwoorden.’
Gedichtenbundel
Ineens werd het hem dat jaar duidelijk. Ik dacht: wat doe ik eigenlijk op deze school? Ik hoor hier niet, ik ben kunstenaar! Daar ligt mijn roeping. Mijn ouders geloofden hun oren niet, toen ik hen vertelde dat ik was gestopt, maar ik was vastbesloten. Binnen een paar maanden had ik mijn eerste gedichtenbundel klaar. Wat bleek? De verkoop liep best aardig, maar het viel vies tegen om ervan te kunnen leven. Dus moest ik op zoek naar ander werk. Ik heb als suppoost en rondleider bij musea gewerkt, zoals De Pont in Tilburg en het Stedelijk in Breda. Maar dat was niks voor mij: veel te passief, ik ben iemand die bewegen moet.’
Solliciteren
Op een dag zat Verhoef thuis en zag hij een vuilniswagen door de straat rijden. In een flits sprong de Bredanaar van de bank. ‘Ik ben naar buiten gelopen en heb gevraagd waar ik kon solliciteren. Dat is nu zo’n vier jaar geleden. Ik was eerst uitzendkracht en ben sinds een paar maanden in dienst bij de gemeente. Als ik binnenkort de eed heb afgelegd, ben ik echt ambtenaar.’ Het werken op de wagen, is hem op het lijf geschreven, zegt hij. ‘Als vuilnisman lever ik een bijdrage aan de samenleving. Het is een heel zinvolle en concrete baan. Dat is belangrijk voor mij: het moet nut hebben, anders voel ik me er niet senang bij. Neem een functie als marketeer; zoiets zou niet bij mij passen. Naar mijn idee zou ik dan niet iets wezenlijks bijdragen aan de maatschappij.’
Marketeer
In het begin vond hij zijn werk wel confronterend. ‘Toen ik net begon als vuilnisman zei ik nog: ik help mee om de wereld een beetje op te ruimen. Maar dat was naïef. Als je een paar uur later op een plek komt, ligt er vaak alweer troep. Het is uitzichtloos, wat dat betreft. Daarom zeg ik tegenwoordig: ik help mee om de wereld leefbaar te houden. En dat is evengoed veel waard. Als wij een week niets zouden doen, dan zouden mensen zich rotschrikken. De straten zouden er niet meer uitzien.’ Het werk is heel inspirerend voor zijn kunstenaarschap. ‘Ik kom elke dag wel dingen tegen op straat die me aan het denken zetten. De thema’s die ik kies in de poëzie zijn namelijk altijd maatschappijkritisch. Ik heb zojuist mijn derde bundel uitgebracht: Thuiskomen is iets achterlaten. Die gaat over de menselijke neiging om te willen grijpen, grissen en graaien en dat we daarin misschien zouden moeten minderen. Zelf leef ik vrij sober. Ik heb niks tegen luxe, maar voor mij voelt het al snel als te veel en overbodig. De leukste vakanties zijn voor mij bijvoorbeeld ergens met een oud campertje op het platteland kamperen. Dat heb ik deze zomervakantie dan ook gedaan met mijn vriendin.’