Vanuit het Noordwest Ziekenhuis in Alkmaar schuiven Van Unen en Schermerhorn aan voor het online gesprek. De één zit nog ‘maar’ drie jaar in de zorg, de ander al meer dan dertig jaar. Dat er zo’n verschil in leeftijd en ervaring zit, merk je overigens niet. De twee dollen met elkaar tijdens het interview en vullen elkaars antwoorden aan. ‘Het is niet dat Lotte alleen maar van mij leert hoor. Ik steek ook veel op van mijn jongere collega’s’, vertelt Schermerhorn.
Wat leren jullie van elkaar?
Schermerhorn: ‘Ik vind het heel knap om te zien hoe mijn jongere collega’s omgaan met het hele digitale gebeuren. En dan al die updates tussendoor… Ik zie de voordelen er zeker van in hoor, maar het kost me af en toe moeite om ermee te werken. Ik ben best chaotisch en het is soms best een kluif. Daarnaast weet ik nog dat ik een keer agressief werd aangesproken door de zoon van een patiënt. Dat kwam behoorlijk binnen bij mij en Lotte heeft me toen goed gesteund. Ook daarvoor kan ik bij haar terecht.’
Van Unen: ‘Ik heb heel wat van Ella geleerd, zij weet gewoon heel veel! Je kan wel verpleegkunde studeren, maar het vak leer je uiteindelijk van je collega’s, door te zien hoe zij bepaalde dingen aanpakken.’
Hebben jullie tijdens de pandemie ook samen op de corona-afdeling gewerkt?
Schermerhorn: ‘Nee, ik ben bij oncologie gebleven, Lotte is naar de palliatieve corona-afdeling gegaan. Ik stond er ook niet om te springen. Ik ben nooit bang geweest om besmet te raken, maar het leek me wel heel zwaar om die zorg op me te nemen.’
Van Unen: ‘Het was ook niet altijd de vraag of je op een corona-afdeling kon komen helpen. Soms kwam ik op het werk aan en hoorde ik daar pas op welke afdeling ik stond. Je werd er gewoon heen gestuurd, dat ging uit nood zo. Ik ben flexibel hoor, dus prima dat het zo ging, maar het was wel fijn geweest als ik het soms wat eerder had gehoord.’
Hoe was deze periode voor jullie?
Schermenhorn: ‘De eerste golf was bizar. Ik hoorde van alles, maar was er zelf niet echt bij doordat ik op mijn eigen afdeling ben gebleven. Het voelde onwezenlijk dat anderen het zó druk hadden en ik niet. Alsof we op ons eigen eilandje zaten. Normaal hebben we zo’n 25 patiënten liggen, toen hadden we er maar 4. Mensen vonden het door corona te spannend om naar het ziekenhuis te komen en stelden daarom hun klachten uit. In dat opzicht is de pandemie op mijn werk een beetje langs me heen gegaan.’
Van Unen: ‘Ik heb wat hand- en spandiensten verricht bij de acute opname en ben dus naar de palliatieve corona-afdeling gegaan. Die was gericht op de coronapatiënten van wie we wisten dat ze het niet zouden redden, daar kon familie beter afscheid nemen. Door mijn werk bij oncologie ben ik eraan gewend dat ik mensen zie overlijden, maar hier ging iederéén dood. En vaak snel ook. Dan ontmoette ik iemand tijdens mijn dienst op maandag en was diegene al overleden als ik er dinsdag weer was. Het leek wel alsof ik in een hospice werkte.
Hoe was dat?
Van Unen: ‘Alles was emotioneel en lichamelijk gezien heel heftig. En dan steeds dat pak aan… Bloedheet. Het was letterlijk benauwend, het verpleegde heel isolerend. Je moet dichtbij komen om iemand te kunnen steunen, maar dat kan niet. Het was heel anders werken dan ik gewend was. Bij mensen met kanker zie je bepaalde dingen aankomen, bij coronapatiënten kan het zo omslaan. Dan moet je snel stappen ondernemen. Het was ook lastig dat je steeds met een ander team stond, soms ook met mensen met minder ervaring. Dat was iedere keer weer aftasten.’
Schermerhorn: ‘Afdelingen als orthopedie en geriatrie werden gesloten, waardoor die patiënten en verpleegkundigen op onze afdeling belandden. Een patiënt is een patiënt natuurlijk, maar qua zorg was dat niet altijd even makkelijk.’
Van Unen: ‘Er verandert ook zoveel. Al die mondkapjes, we moeten twee keer per dag een vragenlijst invullen, preventief testen… Dat kost allemaal veel tijd en energie.’