‘We maken lange dagen voor weinig geld’

Huishoudelijke ondersteuners ervaren onderwaardering

Huishoudelijke ondersteuners in de thuiszorg ervaren dedain vanuit politiek en maatschappij. Van hun salaris is nauwelijks te leven. Het werk is niet altijd veilig en broodnodige bijscholing staat laag op de prioriteitenlijst van gemeenten.

‘‘Die intelligentie hebben ze dan niet van haar moeder’, kreeg ik ooit te horen toen ik vertelde dat mijn dochters HBO doen’, “want jij bent een huishoudelijke ondersteuner”, vertelt Sylvia van Zuiden. Zij en haar collega Marjan van Dijk zijn huishoudelijk ondersteuners in de thuiszorg. Deze opmerking geeft aan hoe de maatschappij denkt over het beroep. Zowel aanzien als salaris zijn laag. Men lijkt zich nauwelijks bewust van het belang van het werk.

WMO

In 2015 werd de nieuwe WMO ingevoerd. Doel was cliënten zo lang mogelijk thuis te laten wonen. De functie van huishoudelijk ondersteuner verschraalde. Die is nu vooral schoonmaker. Taken als observeren en signaleren vallen niet meer onder het takenpakket. Terwijl het in het kader van preventie voor ouderen juist zo belangrijk is. Zorg aan ouderen bieden werd hulp aan ouderen. Dat zou weer zorg moeten worden.

Uit een keukentafelgesprek volgt het aantal uren ondersteuning voor de cliënt. Daarbij gaat men uit van een ‘leefbaar’ in plaats van schoon huis. Deze term kan ieder op zijn eigen manier opvatten. ‘Je gaat als een razende door het huis, waarbij je eigenlijk alleen basisdingen doet’, zegt Van Dijk. ‘Echt grondig de badkamer schoonmaken kan niet meer. Sommige cliënten hebben een indicatie van maar één uur.’

Signalering

‘Wij zijn vaak de eersten die het zien als het niet goed gaat met cliënten’, weet Van Zuiden. ‘We leren hen kennen en zien veranderingen snel. Tijdens de coronapandemie waren wij soms de enigen die bij de mensen binnenkwamen.’ Deze signaleringsfunctie is uit het takenpakket verdwenen. Maar de praktijk is weerbarstig. ‘Het is iets wat je vanzelf doet, ook al is het je taak niet’, zegt Van Dijk. ‘Ik schakel bijvoorbeeld soms een casemanager of mijn eigen manager in als ik alarmerende dingen zie. Hoe eerder je erbij bent, hoe beter.’

‘De huishoudelijk ondersteuners signaleren natuurlijk nog altijd, maar het salaris is alleen nog ingeschaald op huishoudelijk werk’, geeft Joost Veldt, bestuurder bij CNV Zorg & Welzijn, aan. ‘Hun rol voor cliënten is heel groot. De zorgmedewerkers zijn soms de enige contacten die zij nog hebben.’

Doelgroep

Omdat zorgbehoevende burgers zolang mogelijk thuis moeten wonen, is de doelgroep van huishoudelijke ondersteuners breder geworden. ‘Het zijn niet meer alleen oude mensen’, vertelt Van Zuiden. ‘Ook bijvoorbeeld psychiatrische patiënten, dementerenden, verslaafden en mensen met NAH (niet aangeboren hersenletsel) of een verstandelijke beperking zien wij regelmatig.’

Een zo diverse doelgroep vraagt om kennis van ziektebeelden. Hoe herken je bijvoorbeeld de symptomen van een psychose of de eerste symptomen van dementie? En hoe communiceer je het beste met een cliënt die een licht verstandelijke beperking heeft? Van Zuiden: ‘Wij krijgen het wel, maar veel collega’s krijgen geen scholing daarin. Daardoor kunnen we alarmerende signalen minder gemakkelijk herkennen en leren we niet hoe we met bijzonder gedrag kunnen omgaan.’ Cliënten missen daardoor een stuk zorg.

Bijscholen

‘Veel gemeenten zeggen: je doet het huishouden en hebt verder niets met de cliënt te maken’, vervolgt Van Zuiden. ‘Maar je bent in iemands huis, in diens nabijheid. Dan heb je altijd met diegene te maken en heb je kennis nodig over gedrag. Organiseer werkoverleg hierover. School mensen bij, met e-learning bijvoorbeeld. Medewerkers vallen uit en zoeken ander werk, omdat zij niet weten hoe met ziektebeelden kunnen te gaan. Kortom, gemeenten zouden scholing mee moeten nemen in de kostprijsberekening, zodat werkgevers het geld niet uit andere potjes moeten halen of überhaupt geen scholing aanbieden. We realiseren ons heel goed dat gemeenten weer afhankelijk zijn van de overheid.’

Signaleren doe je vanzelf, ook al is het je taak niet

Marjan van Dijk, huiushoudelijk ondersteuner thuiszorg

Het werk brengt gezondheidsrisico’s mee. Zo kun je blootgesteld staan aan ziektekiemen en schimmels en lichamelijk zwaar belast raken. Beschermingsmiddelen zijn niet altijd voorhanden. ‘We kregen lang niet altijd mondkapjes tijdens de pandemie’, blikt Van Zuiden terug. ‘We kregen de instructie strikt anderhalve meter afstand te bewaren. Maar dat is bij sommige cliënten gewoon niet mogelijk.’

Aanzien

Hoe groter de afstand tot de werkvloer, des te lager het aanzien van de huishoudelijk medewerker, ervaren beide huishoudelijke ondersteuners vanuit de maatschappij. Mensen die geen idee hebben wat hun vak inhoudt. Het huishouden doen betekent organiseren en structureren, zeker met korte indicaties. Men vergeet dat ze het hele huishouden bij een cliënt in gemiddeld twee uurtjes moeten doen, mèt grote beurten erbij. Vooral de politiek lijkt het belang van deze beroepsgroep nauwelijks te erkennen. Van Dijk: ‘Een wethouder in mijn woonplaats vond investeringen in huishoudelijk werk niet nodig. Het was ongeschoold, dus niet serieus te nemen. Mantelzorgers zouden het evengoed kunnen. Ik werd daar erg emotioneel van.’

Het CNV herkent deze signalen van onderwaardering. Veldt: ‘Te makkelijk zegt men dat een mantelzorger dit ook kan. Maar die hebben meestal hun werk. Dat kunnen ze doen, omdat er zorg is voor hun ouders. Als werkende moet je vrij nemen om bij je familielid langs te gaan. Thuiszorg biedt een economisch voordeel aan veel werkenden in Nederland. En er zijn bij lange na niet voldoende mantelzorgers in Nederland om aan alle zorgvraag te voldoen.’

Onderbetaald

Naast maatschappelijke onderwaardering is er financiële miskenning. Omdat huishoudelijke ondersteuners officieel alleen huishoudelijke taken hebben, is het salaris laag. ‘Ik ben alleenstaand moeder met twee kinderen en kon maar net rondkomen, vooral doordat het leven een stuk duurder is geworden’, legt Van Zuiden uit. ‘Nu is dat gelukkig anders. Als bijbaan voor vakantie of extra huishoudgeld is het prima. Maar ervan rondkomen kan lastig zijn, mede omdat dit werk als fulltimebaan te zwaar is. Sommige collega’s zijn zo arm dat ze naar de voedselbank gaan’, vult Van Dijk aan. ‘En dat terwijl ze gewoon werken.’ Het lage salaris maakt dat personeel moeilijk te vinden is. Van Zuiden: ‘Nieuwe aanwas gaat snel weer weg. Het werk is zwaarder geworden. We moeten nu voor hetzelfde aantal uren drie cliënten van twee uur doen in plaats van twee cliënten van drie uur.. Reistijd tussen cliënten wordt ook lang niet altijd vergoed. Zo maken huishoudelijke ondersteuners lange dagen voor weinig geld.’

Fatsoenlijk salaris

‘Het CNV vindt dat je met werk moet kunnen rondkomen’, zegt Veldt. ‘Wij horen signalen dat dit bij veel mensen in deze sector niet lukt. Door de inflatie en de energiecrisis krijgen zij de hardste klappen. De huidige cao voor de VVT loopt eind dit jaar af, dan volgen nieuwe onderhandelingen. Wij gaan als CNV inzetten op een fatsoenlijk salaris.’ (Dit gaat echter niet op voor huishoudelijke ondersteuners die in een HBH-schaal zitten, red.). ‘We willen dat cliënten zolang mogelijk thuis wonen’ verduidelijkt Van Dijk. ‘Vroeger waren er aanleunwoningen, waar mensen aanspraak hadden. Nu vereenzamen ze in veel te grote huizen. Huishoudelijke hulpen kunnen nauwelijks leven van hun baan, het is een verkapte vorm van uitbuiting. Dan doen we toch iets fout in dit land?

foto: Maarten Sprangh