Vanuit het keukenkastje van meneer Pietersen – woonachtig in een appartement in een woonzorgcentrum – werden continu dure doosjes bonbons achterovergedrukt. Gestolen door een zorgverlener, zo leek het, maar niemand wist door wie. De zorginstelling besloot in overleg met meneer een verborgen camera te plaatsen, gericht op het keukenkastje waaruit de bonbons verdwenen. Na een paar weken hadden ze beet: een verzorgende bleek tijdens de nachtdienst de doosjes weg te pakken. Meneer Pietersen was blij dat de dader gepakt was, de zorginstelling tevreden dat de rotte appel uit het personeel was. En de collega verzorgenden? Die waren in shock dat ze al die weken heimelijk gefilmd waren, wanneer ze in de keuken van meneer stonden. Ze werden er ook paranoia van: werden ze wellicht ook op andere plekken stiekem gefilmd? ‘Het zorgde voor veel onrust in het team,’ vertelt ethicus Froukje Weidema, die in de zorg veelvuldig werkt als senior gespreksleider moreel beraad en klinische ethiek vanuit de School voor Dialoog en het Amsterdam UMC, afdeling Ethiek, Recht & Humaniora. Ze kan zich deze gebeurtenis - die ruim twintig jaar geleden plaatsvond - nog goed herinneren. De verborgen camera plaatsen leek een geslaagd project, maar wás dat het uiteindelijk ook? Stond het pakken van de koffiepad-dief in verhouding tot de onrust en wantrouwen dat dit in het zorgteam teweeg bracht?
Lijfsbehoud versus privacy
Slimme vloeren en matrassen, uitluistersystemen op kamers van cliënten, elektronische katten, polsbandjes die mensen toegang geven tot grotere looproutes door de instelling, ze worden vaak met gejubel ontvangen. Dalende cijfers van valpartijen dankzij slimme vloeren en heupairbags worden trots gedeeld, en bewindslieden melden dat de technologische ontwikkelingen in de zorg wel eens een oplossing van de personeelstekorten kunnen zijn. Ook Weidema ziet thuiszorgorganisaties vol trots adverteren met een opsomming aan toezichthoudende domotica die extra veiligheid bieden voor de cliënt: ‘De afweging tussen veiligheid voor de bewoner aan de ene kant, en het inleveren van privacy aan de andere kant wordt hierbij met enige regelmaat overgeslagen. Terwijl veel vormen van domotica stevig ingrijpen op de persoonlijke leefsfeer van de cliënt. We zijn in de zorg begrijpelijkerwijs erg gericht op veiligheid en voorkomen van incidenten. Daarom lijkt het vanzelfsprekend dat dit belangrijker is dan de vrijheid om onbespied te zijn. En wie zegt dat lijfsbehoud belangrijker is dan de vrijheid om onbespied te zijn?’
Obsessief
De ethicus begrijpt dat de bedoelingen goed zijn. ‘En ik ben zeker niet tégen het gebruik van domotica in de zorg, maar de afweging ontbreekt vaak. De gedachte is al gauw: als het veilig is, dan is het goed. Daar kun je vragen bij stellen , en vanuit ethisch oogpunt zou dat ook moeten, wat mij betreft. Al snap ik dat dit lastig is: je kunt becijferen dat het aantal valpartijen dankzij domotica is afgenomen, maar hoezeer de privacy van mensen hierdoor is aangetast, is moeilijk te meten.’ Met de technologische ontwikkelingen in de zorg, komen ook steeds meer ethische vraagstukken aan de oppervlakte. Want wat als je cliënt met dementie zo verknocht is aan zijn robotkat, dat het zorgen ervoor obsessief wordt? Moet je dan toch zeggen dat de kat niet echt is? En hoe ga je om met familie die camera’s in het huis van een thuiszorgcliënt wil plaatsen? Het zijn vragen waar Weidema regelmatig mee te maken heeft, ook als oud-voorzitter van de Commissie Ethiek (jeugd-)zorg van het CNV.